Violen laten zorgen.
Meermalen wordt voor den bespeler van een of ander muziekinstrument de naam van dat instrument zelve gebezigd. Zoo zegt men: in dat orkest ontbreken een bas en twee eerste violen, d.i. een bespeler van den bas en twee eerste violisten. Zoo zegt men ook tamboer, dat oorspronk. trommel beteekende, voor trommelslager. Nu was het eertijds te platten lande, en, vergis ik mij niet, nog tegenwoordig in Zeeland de gewoonte, dat bij een boerenfeest de dans door den speelman of de speellui bestuurd werd; deze regelden den tijd, wanneer de dans zou aanvangen en eindigen, en gaven door het strijken achter de kam het teeken, dat de vrijer zijn vrijster mocht kussen. Vergelijk hiermee uit het bekende vogelschieten van Staring:
Daar ging de strijkstok hoog en laag; De jeugd sprong op de maat;
En als de vrijer zoenen wou? Dan wist de speelman raad.
En verder:
De Herfstmaand had haar loop ten eind; 't was kermis in Ter Borg
Men at, men dronk, men sprong in 't rond; De speelman had de zorg!
Uit deze laatste woorden en uit het bovenvermelde blijkt alzoo, hoe de feestgenooten te platten lande zich volkomen onbezorgd aan de vreugde overgaven en het bestuur der feestelijkheid eenvoudig aan den speelman overlieten, m.a.w. hoe ze bij hun onbekommerd genot de violen, d.i. de speellui, lieten zorgen. Bij overdracht van de feestvreugde op andere zaken ontstond het gebruik, dat wij nog hedendaags van de besproken uitdrukking maken.
BATAVUS.