Noord en Zuid. Jaargang 3
(1880)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 49]
| |
Gelaat.Naar aanleiding van wat de heer A.M. Bogaerts in N. en Z. Jaarg. I, Afl. 2, zegt over het verschil van beteekenis tusschen de woorden gelaat en aangezicht diene, in verband met hetgeen over deze beide woorden in het Woordenboek voorkomt, nog het volgende betreffende gelaat. Kil. geeft: Ghe-laet. Gestus, habitus, vultus, apparitio, ostensio; status, species. Ghe-laet des aen-sichts. Vultus, os, habitus, frons, animi affectus qui ex fronte perspicitur. Dus eerst de algemeene, dan de bijzondere beteekenis. In de eerste beteekenis werd het van personen of in 't algemeen van levende wezens gebruikt voor houding, manieren, gebaren. Men zie bijv. Jan Boendale, Der Leken Spieghel, B. II C. 28, vs. 35 vlgg.: Dander leeuwen, die waren groot,
Hielden nederwaert thoot,
Ende loofden Gode utermaten
Met vriendeliken ghelaten.
Id. ib. vs. 85 vlgg.: Die leeuwen vielen op haer knien,
Ende namen oorlof mettien,
Niet met woorden mer mit ghelaten.
Id. C. 59, vs. 87 vlgg.: Tander was om dat misbaer,
Dat Maria dreef aldaer
Met ghelate ende mit gheweene.
B. III, C. 12, vs. 97 vlgg.: Soe hogher es die here,
Soe bat betaemt sire ere
Beide oetmoet ende mate
In woerde ende in ghelate.
Id. C. 4, vs. 475: Mannen van wijfliken ghelate.
Soms ook voor een aangenomen of geveinsd voorkomen; bijv. Dirc Potter, Der Minnen Loep, B. II, vs. 1227 vlgg.: | |
[pagina 50]
| |
Want Ovidius heeft bescreven:
‘Die ghene die in minne leven
En connen houden gheen ghelaet.’
Gelaet houden, hier gelijk aan een valschen schijn ophouden, zich goed houden. Zie verder Hein van Aken, Die Rose, vs. 395 vlg.: Sie sijn helich van gelate
Ende vensen (veinzen) hem al met barate (bedrog).
In den zin van pracht, praal, uiterlijk vertoon, vinden wij het bij Vondel, Batav. Gebroeders, vs. 810: Der vorsten maght bestaet
In schijn en uiterlijck gelaet.
Uitg. Verwijs, blz. 41.
Van zaken wordt het gebruikt in den zin van uiterlijk voorkomen. Bijv. Vondel, Herscheppinge I, vs. 5 vlgg.: Eer aerde, en zee, en baren,
En hemel, die het al bespant, geschapen waren,
Hadde al de werrelt, en natuur, en 's werrelts staet
Een enkel aengezicht, en eenerley gelaet.Ga naar voetnoot1)
Vondel, door V. Lennep, XI, blz. 303.
Hier vinden wij door V. beide woorden synoniem gebruikt, als vertaling van 't Lat. vultus. Verder nog Eneas V vs. 1184: .....ken ick niet den plas,
De zachte luymen van de zee, die ons kan wiegen,
En met een schoon gelaet slechts toeleght op bedriegen?
Vondel, door V.L., VIII blz. 420.
Of in de proza-vertaling: ‘waent ghy, dat ick de zachte luymen der zee, Om eindelijk nog op het beteekenisverschil tusschen gelaat en aangezicht terug te komen, wijs ik op het Register der Staten-Vertaling, in V. ‘aengesicht eens menschen.’ Daar lezen wij: ‘menigerley gestalte, gelaet, gedaente, gebeerde van des menschen aengesichte, als schoon, glinsterende, schaemachtigh, vriendelick, vrolick enz. v. N. |
|