Het Woordje ‘er.’
De ware beteekenis en het ware karakter van er, in de verschillende gevallen, waarin het voorkomt, is niet zoo algemeen gekend, dat het onnut mag genoemd worden hier even in 't kort op de velerlei functies van dit woordje te wijzen. Het is:
a. een bijwoord van plaats = ‘daar;’ b.v. ‘wij gaan naar de kermis en hij is er geweest;’
b. een bijw. v. plaats, met verzwakte beteekenis; het dient als voorlooper van het onderwerp, zoo dit in zinnen, waar anders het subject vóór het gezegde staat, achter het praedicaatswerkw. komt; b.v. ‘er is een God;’ ‘er wordt hier veel visch gevangen;’
c. een 2de nv. mv. van het persoonl. vnw. i; vgl. V. Helten, Kl. Sprkk. I (2de dr.), § 148 c en § 136* Aanm.; zoo b.v. in ‘ik bezit twee woordenboeken; ik zal er één wegdoen;’ ‘die leerlingen letten goed op; toch kon er werk nog beter zijn;’
d. een 2de nv. vrouw. enk. van het persoonl. vnw. i; vgl. V.H. Kl. Sprkk. I, § 148 c; zoo b.v. in ‘zij heeft er zuster gezien;’
e. een 3de of 4de nw. enk. vrouw. van het persoonl. vnw. i; b.v. ‘ik heb 't er gezegd;’ ‘wij hebben er in geen acht dagen gezien;’
f. een bijwoord, dat, in vereeniging met van, aan of een ander voorzetsel, dient ter vervanging van een gedeclineerden vorm van het persoonl. vnw.; vgl. hierover vooral V. Helten, Kl. Sprkk. I, (2de druk), § 163*; zoo b.v. in ‘ik hoor er van;’ ‘hij doet er niets aan;’ dat zulk een er van, er aan, er op, enz. niet het karakter van een bijwoord, maar van een persoonl. vnw. heeft; spreekt vanzelf; (vgl. ook V.H. Kl. Sprkk. I, 163* Aanm. 1, en let vooral ook op het aldaar in herinnering gebrachte verschil tusschen er en er van in zinnen, als ‘daar liggen vier appels; ik neem er twee weg’ of ‘ik neem er twee van weg.)
Batavus.