bloet) hi u dan.’ Moet om de straksgenoemde reden hi hier niet wegvallen en niet veeleer gelezen worden; ‘Wilde u dan nemen daernaer?’
Als voorbeeld van dergelijke constructies haal ik aan: Torec 3444, vlgg.:
3444[regelnummer]
Des balch hem harde sere Grevoen,
Ende liet sijn ors lopen doen (toen),
Ende op Torecke daer do stac,
Dat sijn spere te stukken brac.
Een ander voorbeeld vind ik in Reinaert 4501 (uitgave Willems):
4499[regelnummer]
Ende at van den wormen so veel,
Dat si haer spleten uter keel,
Terecht staat hier ‘Ende starf’ in plaats van ‘ende si starf’, want haer, 3e nv. van si gaat hier vooraf.
Naar aanleiding van dien regel dienen ook in den Reinaert, 2e boek, enkele plaatsen gewijzigd te worden, bijv.:
3630[regelnummer]
Sijn ogen barnden als een vier
Ende hi briesscede als een stier.
Lees: ‘ende briesscede.’
4504[regelnummer]
Doe vlooch hi henen ende liet
Mi staen. Ic en conde niet (niets) van hem weten.
Lees: ‘En conde.’
6703[regelnummer]
Ic hoorden criten ende hulen seer;
Maer hi en vermat hem geenre weer;
Lees: ‘maer en vermat.’
In den Ferguut (uitgave Visscher) vs. 1409, vlgg, lezen wij:
1409[regelnummer]
Morgen vroe, alst sal graken,
Sal hi hem betide wech maken,
Hier en blijft niet; sine scoenheit
Soe sal mi sijn ongereit.
Dr. Verwijs heeft in zijne bloemlezing: ‘hier en blijft [hi] niet’. Behoeft hi hier wel ingevoegd te worden? Of moet, in overeenstemming met het Fransch, gelezen worden: