Noord en Zuid. Jaargang 2
(1879)– [tijdschrift] Noord en Zuid– AuteursrechtvrijBeantwoording van Vragen.Vrg. 55, Jrg. I blz. 183.Dat 's pas eene aanbieding, die klinkt als een klok!’ Is pas in dezen zin wellicht Rotterdamsch? Pas wordt in dergelijke zinnen veel gebruikt, niet alleen te Rotterdam; maar op vele andere plaatsen van Nederland. Het moet hier de beteekenis hebben van eerst Of pas in dien zin van pas is en hier wel te pas komt is eene andere vraag. Ik geloof van ja. Het woord toch is eene afkorting van op dit pas, dat ‘nu, op dit oogenblik’ beteekent. ‘Hij is pas gekomen’ beteekent: hij is zoo even, nu, op dit oogenblik gekomen. Men zegt echter ook: ‘hij is nú pas gekomen’, d.i. hij is nu eerst gekomen. Men bedenke evenwel, dat de laatste uitdrukking tot de volkstaal behoort. Pas kan dus zeer goed in de beteekenis van eerst, gebezigd worden, doch slechts in lageren stijl en er is m.i. geen bezwaar in, dit woord in reclames, als die van den Heer Bolle, te gebruiken. | |||||
[pagina 361]
| |||||
Pas is afgeleid van passus, schrede, en beantwoordt aan het fransche pas. T.v.L. | |||||
Vrg. 56, Jrg. I blz. 183.Sputters is een provincialisme voor spetters of spatters van spatten. In 't eng. heeft men toe sputter = spuwen. T.v.L. | |||||
Vrg. 57, Jrg. I blz. 183.Regentap is een provincialisme voor regenhoos, omdat deze den vorm heeft van een kegel. IJstap is dus ijskegel. T.v L. | |||||
Vrg. 58, Jrg. I blz. 183.Is er verschil tusschen vleugel, vlerk, wiek? Ik meen, dat ons hier de afleiding den weg kan wijzen. Vleugel komt van vliegen; vlerk (= vlederik) van vlederen, dat ‘snel en herhaaldelijk heen en weer vliegen’ beteekende (vgl. ons fladderen); wiek van wiegen, in de lucht zweven (vgl. ons zich wiegen). Kleinere vogels vliegen met de vleugels; vleermuizen fladderen met de vlerken; arenden wiegen zich met hunne wieken in de lucht. T.v.L. | |||||
Vrg. 72, Jrg. I blz. 183.Vlassen staat in verband met het Engelsche to flash, flikkeren, en beteekent dus ‘met flikkerende oogen naar iets verlangen.’ Vlammen heeft gelijke beteekenis. Vgl. het lat. flagrare, dat aan ons ‘blakeren’ beantwoordt. T.v.L. | |||||
Vrg. 73, Jrg. I blz. 183.Nuchte is bij Kiliaen vroeg. Deze beteekenis ging geleidelijk over tot: 1e nog niet ontbeten hebbende (vgl. ons nuchter); 2e tot matig, het tegenovergestelde van dronken; 3e tot onnoozel (vgl. nuchter kalf, nuchter gezegde). Geene van deze beteekenissen past in den zin van prozaïsch. T.v.L. | |||||
Vrg. 89 Jrg. I blz. 184.Men had oudtijds vrijhartig, vrijmondig, vrijmoedig, alle in de beteekenis van ‘rondborstig, openhartig’. Het woord vrijborstig, ofschoon niet bij Kiliaen voorkomende, kan zeer goed bestaan hebben; en hieruit kan door verbastering wellicht vrijpostig zijn geboren(?). Vrijborst bestond, en beteekende adelborst, d.i. ‘vrije, edele knaap’ (Hd. Bursche); vrij beduidde hetzelfde, wat wij thans bedoelen met ‘adellijk’, en stond als zoodanig tegenover lijfeigen. Uit deze bet. van het woordje vrij ontwikkelde zich de tegenwoordige. Vrijborstig zou dan beduiden: 1e ‘met een edelen inborst begaafd’ en 2e ‘openhartig’. | |||||
[pagina 362]
| |||||
Zoetelaar (Eng. sutler) = marketenter. Soeteler in den krijg beteekende oulings ‘iemand, die de levensmiddelen aanbracht en de officieren oppaste’. Soeteler in 't algemeen word in een slechten zin gebezigd, nl. ‘een koopman van de minste soort’. Of het in verband staat met soetelen = zoedelen in ‘bezoedelen’, mogen anderen uitmakenGa naar voetnoot1). Marketentster heeft noch met markt, noch met tent iets te maken, maar is eenvoudig 't Ital. mercadante = ‘koopman of -vrouw’. T.v.L. | |||||
Vrg. 104, Jrg. I blz, 185.Hooft zegt ergens in zijne Ned. Historiën: 't graauw aan 't zaamenschoolen, aan 't raadslaan’. Raadslaan, ziedaar de oude vorm van beraadslagen. 't Subst. van raadslaan is raadslag, en hiervan komt het tegenwoordig ww. beraadslagen. T.v.L. | |||||
Vrg. 128, Jrg. I blz. 186.Berooid komt van roden, rooien, nog over in ‘aardappels rooien’. Berooid is dus berodet = van zijn plaats gebracht (Kil. exstirpatus, eradicatus), en bij uitbreiding: ‘in verwarring gebracht’. (Verwijs Ned. Klass. VI). T.v.L. | |||||
Vrg. 139, Jrg. I blz. 251.Maltentig zal wel eene verbastering zijn van malcontentig(?). Dergelijke verbasteringen zijn of waren: verdiffendeeren, verdedigen; zich verslabbeseeren, uit verabuseeren; popelensy of popelcy, apoplexie, beroerte; pourmaneeren, promener; enz. Dr. de Jager leidde het af van tenten, bij Kil. = onderzoeken, keuren. T.v.L. | |||||
Vrg. 143, Jrg. I blz. 252.Sommige bijv. nmw. kunnen niet anders dan praedikatief gebruikt worden, andere niet anders dan attributief: hoe wordt dat verklaard? Het bijv. nmw. is attributief, wanneer de kenmerkende eigenschap, hoedanigheid of betrekking, daardoor uitgedrukt, gedacht wordt als van den beginne aanwezig in de zelfstandigheid, die door het zelfst. nmw. wordt genoemd. Praedicatief is het adjectief, als het de aanwijzing is van een oordeel. Uit den aard der zaak kunnen de meeste bijv. nmw. zoowel attributief als praedicatief gebruikt worden. Sommige daarentegen kunnen slechts in het laatstgenoemde geval verkeeren. Hoe wordt dat verklaard? | |||||
[pagina 363]
| |||||
| |||||
[pagina 364]
| |||||
T.v.L. | |||||
Vrg. 1, Jrg. II No. 1 Bijblad.Homerische slachting is ‘groote slachting’, aldus genoemd naar de moorddadige gevechten, waarvan Homerus melding maakt. Zie o.a. boek VI van de Ilias. Andere voorbeelden, waarin Homerisch als bijv. nw. gebruikt wordt, zijn mij niet bekend. Ik heb echter enkele malen de vertaling hooren bezigen van het spreekw.: ‘quandoquidem dormitat et bonus Homerus’, zelfs de wakkere Homerus slaapt somtijds, in de beteekenis van ons spreekwoord: een paard met vier pooten struikelt wel eens. T. v. Lingen. |