Toevoegselen.
Bij bladz. 145-151, Jaarg. II.
Voeg bij de aldaar aangehaalde plaatsen nog: voor de beteek ‘onderzoeken’ of wel ‘ondervinden’ (z. bl. 146):
De Troysche Helene, excellent ghewrocht,
Heeft ons van dien exempele ontknocht,
Als zy drie ontscaken (ontschakingen) hadde beseven.
De Casteleyn, Conste v. Rhetor. 124;
voor het begrip ‘genieten’ (z. bl. 147):
Doe wij dus waren vruecht beseffende.
De Roovere, Rhet. Wrk. 87;
voor de opvatting ‘leeren kennen’ (z. bl. 148):
Van Ceres hebben wy eerst tbroot beseven.
De Casteleyn, C. v. Rhetor. 158;
voor beseven als ‘dien (die, dat) men heeft leeren kennen als’ (z. bl. 148 en 149):
Ha moerbezienboom, onsalich beseven!
woorden, door Pyramus aan den moerbeiboom gericht, waaronder hij zijne geliefde had hopen te vinden, die nu, gelijk hij meent, door een leeuw verscheurd is (De Casteleyn, Pyram. en Thisbe 20);
dit zijn twee kinders, zeer wreet beseven.
De Castel. C. v. Rhet. 2;
Lof Sterre der Coninghen, nieu beseven!
De Roovere, Rhet. Wrk. 146.
Voor beseven = ‘voorwaar’ (z. bl. 150 en 151, Aanmerk. 2):
Haerlieder (der priesters) cruyne is de croone beseven,
Daer alle de vyanden voor beven.