Is zulke schrijfwijze goed te keuren?
Dat ze niet noodzakelijk is, hebben de Zuid-Nederlandsche schrijvers ten overvloede getoond. In hunne werken immers treft men die menigvuldige vreemde woorden en uitdrukkingen niet aan. Sommige zijn zelfs geheel vrij van alle bastaardwoorden en onnederlandsche vormen.
Ook heeft reeds menig Vlaamsch schrijver in den strijd tegen de bastaardwoorden eene lans gebroken. Op verscheidene taalcongressen is er de aandacht op ingeroepen. En, moest ook deze onze poging geheel vruchteloos zijn, wij kunnen ons niet weerhouden nogmaals tegen dat betreurenswaardig verschijnsel in onze Nederlandsche letterkunde in te gaan.
Vooreerst wordt die ongelukkige taalvermenging een voorwendsel tot verachting onzer moedertaal, voor al degenen, die haar niet genoegzaam kennen om er het schoone van te begrijpen.
Zoo hoorden wij wel eens beweren, dat een Vlaming geenen volzin van tien woorden maken kan, zonder twee of drie bastaardwoorden te gebruiken.
Wanneer men sommige in Noord-Nederland verschenen werken, vooral sommige vertalingen naar het Fransch, nagaat, zou men schier genoodzaakt zijn die ongerijmde bewering bij te stemmen. Zoo lezen wij in de overgezette werken van Erckman-Chatrian:
‘Kijk, dat idee scheen me subliem toe.’
‘Selsam, riep ik uit, jij bent 'n man van genie! Hippokrates heeft de thesis en Hahnemann de antithesis der geneeskunde geresumeerd, maar jij, je hebt daar zooeven de synthesis ontdekt: dat 's 'n grandiose ontdekking!’....
‘'t Schijnt of al wat massief is, kolossale proportiën aanneemt.’ enz.
Edoch, die verachting onzer moedertaal vanwege degenen die haar niet kennen, is geene erge zaak; velen echter worden ook door dit valsche begrip weerhouden ze aan te leeren of eenig grondig en welgeschreven werk te lezen.
Ten andere is die inmenging van vreemde woorden in ernstige onderwerpen wel eens de oorzaak, dat deze voor hen, die het goed meenen, maar geene genoegzame studiën hebben gedaan, ongenietbaar worden. En dit is zeer jammer. - Waar zullen zij, die geene vreemde talen hebben kunnen aanleeren, toch hunne verstandsontwikkeling zoeken, wanneer zelfs de werken, in hunne eigene taal geschreven, voor hen ontoegankelijk zijn?
En dit is het geval met de meeste tijdschriften, die nochtans zich rechtstreeks wenden tot het volk. Ook Noord en Zuid is daarvan niet vrij te pleiten. Welk een onderscheid toch treft men daarin niet aan tusschen de artikels opgesteld door Noord-Nederlanders en die, welke door Zuid-Nederlanders zijn medegedeeld!