waar dat ze, in ja ze, slaat op volk.
Een ander voorbeeld (II, 24. k, op bl. 185) geeft ons te lezen:
Kent desen voghel aen syn plumen oock:
Int eerste screef hij al teghen den aflaet,
Want hij niet blau en mocht maken sijn dumen ooc
Met gelt te tellen; daar loocht hem jaet,
Dat hij opten Paus stoel eerst creech den haet;
Want die quaet wilt doen, vindt gheringe ocsuyn.
Hier is daar loocht hem jaet = daar loog et hem ja et. Volgens van Helten Gloss. is bynaes = bijna Behalve naar de boven aangehaalde plaats (I, 7, d;) verwijst 't Gloss. nog naar III, 20, e (waar echter 't woord niet voorkomt) en naar III, 43, a, waar we lezen:
Dus roepe ic als tenden rade bynaes:
Onfermt mijns, Heere, na u groote bermherticheyt.