onze letterkunde rijk genoeg is, om vijfentwintig chrestomathieën zoomede eenige dozijnen ‘Leesboeken voor het kunstmatig lezen’ te fabriceeren, zonder dat men daartoe veroorzaakt is, den arbeid des schrijvers te besnoeien - op gevaar van ze te verknoeien. 't Is m.i. van een verzamelaar niet te veel gevergd, dat hij - vindt hij een stuk dat hem minder geschikt voorkomt, - zoekt naar een ander, dat hem beter past, maar dat hij niet bij 't eerste blijft staan om het op zijne wijze pasklaar te maken.
Aan de waarde van besnoeide (gecastigeerde) uitgaven geloof ik in 't geheel niet - kan de schrijver niet gelezen worden, zooals bij schreef, laat hem dan ongelezen, tenzij uwe wijze van behandeling den schrijver onschadelijk maakt. Het was voor Lodewijk XIV dat de klassieken werden verwerkt tot ‘uitgaven ten gebruike van den dauphin’ - inderdaad niet te vergeefs heeft men alle woorden en uitdrukkingen geschrapt, die in een of ander opzicht aanleiding konden geven tot verkeerde voorstellingen!!
Volgens welk stelsel hier de oorspronkelijke tekst veranderd is, zoodat hij leelijk en vaak onverstaanbaar werd, verklaar ik niet te begrijpen. Men oordeele: