Noord en Zuid. Jaargang 2
(1879)– [tijdschrift] Noord en Zuid– AuteursrechtvrijDe ‘Blaauwe Beul.’In antwoord op eene vraag melden wij het volgende: Op 1 Dec. 1842 verscheen het eerste nummer van BragaGa naar voetnoot1) dat zichzelven aankondigde als ‘Een tijdschrift heel in rijm!’ en dat alle veertien dagen zou uitkomen en werkelijk uitkwam tot 1o. Februari 1843. Na dien datum verscheen het tijdschrift om de maand. Het werd geredigeerd door geniale jongelui aan de Utrechtsche hoogeschool en enkele anderen: eenigen redacteuren dragen thans zeer beroemde namen. Het tijdschrift ontzag niemand en stelde zich ten taak het valsch vernuft en de ziekelijke sentimentaliteit te bestrijden; oorlog te voeren tegen den stortvloed van slechte vertalingen van niet altijd zeer goede verzen, tegen taalverbastering, tegen rijmelarij: kortom het was eene keurbende, die zich had aangegord om met het scherpe wapen van den spot alles te kastijden, wat den bloei van de vaderlandsche letteren en het vaderlandsch tooneel in den weg zou staan. Daartoe rekende men vooral de ongelukkige tijdschriften uit dien tijd, die van vriendenlof moesten leven en veelal geen andere leus schenen te hebben dan ‘oudekennisschap’ en die daarom allerellendigste kritiek schreven. Zoo heeft No. 1 reeds dadelijk een ‘Karakteristiek onzer Vaderlandsche tijdschriften’. In gemelde ‘Karakteristiek’ wordt de spot gestoken met de Boekzaal der Geleerde Wereld, met de Vader- | |
[pagina 121]
| |
landsche Letteroefeningen, elders de ‘Lasteroefenaar’ genoemd, met het Algemeen Letterlievend Maandschrift vroeger genoemd als het Leuterlievend en daar heet
De Gids
Een pas ex-ganzegat, die 's nachts de bellen plondert,
De glazen inslaat en de ploerten wakker port,
Des daags zijn vrienden likt, de ontzette groenen dondert,
Latijn als water spreekt, het meest zich zelf bewondert,
Maar mettertijd professor wordt.
Den 15 Januari geeft het tijdschrift eene zeer ondeugende beschrijving van eene Redactie-vergadering van ‘de Gids’, waarin de oprichters Bakhuizen van den Brink, Potgieter en Heije voorkomen. Gelijk allen, die hervormingen willen tot stand brengen, waren ook de Gidsmannen in den beginne wel wat bar en misschien wel, gelijk Van Vloten in zijn Gesch. der Nieuwere Letteren zegt ‘wat aanmatigend.’ Hoe 't zij, de Gids was bij zijn eerste optreden niet bemind en daar de letterkunde dier dagen, die Bakhuizen van den Brink en Potgieter wilden hervormen meer stof gaf om doodvonnisseu uit te voeren, dan lauwerkransen te vlechten voor de levenden, heette het tijdschrift naar den blauwen omslag en de gestrenge richting eenvoudig: ‘de blaauwe Beul.’ De meeste schrijvers van dien tijd komen er slecht af, maar een bewijs voor het juiste der beoordeeling van de ‘Braga’ is, dat op enkele uitzonderingen na zij die het vinnigst worden aangevallen, ook thans niet zeer hoog bij ons staan aangeschreven. Met de Gids heeft ‘Braga’ echter wel wat onjuist geoordeeld. Hij noemt de redacteuren ‘koks, die geen messen hebben’ en ‘gidsen, die den weg niet weten’ - de uitkomst bewees het tegendeel en de Gids heeft ongetwijfeld aan onze letteren belangrijke diensten bewezen en in zooverre heeft Braga volkomen gelijk, door te verklaren, dat de Gids mettertijd professor zou worden. |
|