Goedsmoeds.
Op bl. 27 van de IIden jaarg. van dit Tijdschrift wordt een boek van den Rev. Thomas Clark ‘The Student's Handbook of Comparative Grammar’ geciteerd. Misschien is genoemde heer Clark een in alle opzichten ‘weleerwaard’ geestelijke; te oordeelen naar hetgeen hij over den Got. uitgang s, in adjectieven als gaguds, afguds, haihs, debiteert moet hij echter een verfoeilijk slecht taalkundige zijn en verdient zijn ‘Handbook’ zoo snel mogelijk ten vure gedoemd te worden. Hoe is 't mogelijk een suffix, dat eenvoudig het teeken van den nominatief is, voor een afleidingsuitgang uit te geven! Het ergste van de zaak intusschen is, dat, waarschijnlijk ten gevolge van dien merkwaardigen Engelschen onzin, de beantwoorder van vraag 108 zich heeft laten verleiden allerlei onmogelijke theoriën te verkondigen over vormen, wier ware verklaring zelfs in ieder behoorlijk schoolboek over Nederlandsche taal te vinden zijn. Ieder toch weet:
1o. | dat in binnentijds, buitengaats, buitenslands, enz. de s het teeken is van den door de voorzetsels binnen, buiten geregeerden genitief; |
2o. | dat in iets dubbelzinnigs, wat anders, wat fraais, enz. de met s voorziene vormen zelfstandig gebezigde adjectieven zijn in den deelingsgenitiet; |
3o. | dat in opwaarts, zijdelings, dagelijks, vergeefs, enz. de s dient om bijwoorden te vormen; |
4o. | dat we in blootshoofds, heelshuids, goedsschiks, ruimsschoots enz. met uitdrukkingen te doen hebben, bestaande uit een adject. + substantief, in den genitief van omstandigheid of van qualiteit. |
Tot deze laatste soort van zegswijzen behoort dus ook goedsmoeds, dat alzoo als bepaling van omstandigheid met hij verbonden is.
Terloops zij nog aangemerkt, dat al bevatte het omtrent de Got. s gezegde waarheid, dit toch niet van toepassing zou kunnen zijn voor onze taal, daar de Got. uitgang s in alle Westgermaansche dialecten en talen weggevallen is.
H.
In het 3de stukje der Nederlandsche klassieken, door Dr. Eelco Verwijs, pag. 97, vind ik bij vers 116 in een boer van Huygens:
wat kostje 'tgoetgien houwens!’
door Dr. E.V. aangeteekend: ‘De zin hiervan is mij niet recht duidelijk, zoodat ik mij aan geene verklaring waag.’
Daar de uitdrukking door Huygens gebezigd bij de boeren hier in den omtrek nog in zwang is, meende ik er opmerkzaam op te moeten maken, zoo hoort men; even als; Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers als er van een zonderling sprake is, ook zeggen: Onze