Vraagbus.
Eene vraag.
In den zin:
‘Den dag, waarop ik U leerde kennen, zal ik nooit vergeten’, noemt de spraakleer waarop een betrekkelijk voornaamwoord.
Voor dien zin schrijft men ook wel eens:
‘Den dag, dat ik U leerde kennen, enz’ of:
‘Den dag, toen ik U leerde kennen, enz’.
Zijn dat en toen hier ook betrekkelijke voornaamwoorden?
Een zin als:
‘De nachten, die ik bij den zieke waakte, vielen mij lang’, kan vervangen worden door:
‘De nachten, dat ik bij den zieke waakte, vielen mij lang’.
Is dat in den tweeden zin een betrekkelijk voornaamwoord?
Men treft zinnen aan als:
‘De hoop, dat er verandering zou komen, werd niet vervuld’.
‘De vrees, dat er spoken bestaan, is belachelijk’.
‘De tijding, dat de vijand voor de poorten was, bracht schrik en ontsteltenis te weeg’.
Is dat in dergelijke zinnen betrekkelijk voornaamwoord?
Wordt de bekende regel: ‘Het betrekkelijk voornaamwoord stemt in geslacht en getal overeen met zijn antecedent’ door de gegeven zinnen niet voor vele gevallen onwaar gemaakt?
Indien dit niet 't geval is, vraagt men ‘waarom’, en met welke soort van verbindingswoorden men in de aangehaalde zinnen te doen heeft.
's-Bosch.
A.M. Bogaerts.
Evenals de bijwoorden daar, hier, waar, er, ergens, nergens + volgende praepositie meermalen gebezigd worden ter vervanging van het voorzetsel + volgenden gedeclineerden vorm der pronomina die, dat, deze, dit, wie, wat, die, dat (betrekk.), het, iemand, iets, niemand, niets, dientengevolge alzoo het karakter van een voornaamwoord aannemen (vgl. v. Helten, Kl. Sprkk. I § 148 c, § 151 c; § 156 c, d, § 164 b, § 168 aanm.), zoo wordt ook toen, indien het de plaats van het relat. vnw. vervangt (= dien, op welken, enz.), in karakter tot pronomen. Niet anders is dit het geval met dat, in zinnen als de bovengenoemde: ‘Den dag, dat ik U leerde kennen, enz.’, ‘De nachten, dat ik bij den zieke waakte, enz.’; oorspr. toch was dit