Noord en Zuid. Jaargang 2
(1879)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Inhoud van Tijdschriften.De tijdschriften der laatste maanden hebben ons over taal- en letterkunde niet veel te lezen gegeven, slechts enkele gaven ook iets op ons gebied. De Levensbode hoe belangrijk van inhoud ook, bevat voor ons tijdschrift ditmaal minder dan gewoonlijk; alleen mag een artikel over de Skandinavische herkomst der Russen niet onvermeld blijven, vooral ook, omdat het velen onzer lezers niet onwelkom zal zijn eens te zien, van hoeveel gewicht eene nauwkeurige waarneming van de taal is, bij het onderzoek naar den oorsprong eens volks. Het Nederlandsch Museum geeft o.a. nieuwe gedichten van Emanuel Hiel en J. De Geyter. De School voor November geeft eene Letterkundige verklaring aan de hoogste afdeeling, van het stuk: ‘Het onweder op de Heide’ zijnde eene, min of meer gerekte bespreking van eenige woorden en beelden. De Wekker van 21 Sept. bevat een artikel Grondtrekken eener goede methode voor Onderwijzers, waarin ook voor taalonderwijzers behartigenswaardige werken voorkomen. De Navorscher No. 8 voor 1878 heeft een zeer belangrijk stuk over welluidendheid, waarin de bestuurder, de Heer P. Leendertz Wz. een hoogst verdienstelijk werk doet, door er op te wijzen, dat in de gevallen, waarbij de spraakkunsten gewagen van wijzigingen in uitspraak en derg. ‘om de welluidendheid’ men zich veeleer naar de spraakwerktuigen dan naar het oor richt. De Toekomst gaat in No. 10 voort met voorbeelden van opstellen te geven nl. ‘uitbreidingen’ zijnde kleine fabels, die uitvoeriger moeten naverteld worden. De Volksschool gaf in No. 10 een stuk van Boonstra over de figuurlijke beteekenis der woorden, waarin een zeer groot aantal woorden en uitdrukkingen in betrekkelijk kleinen omvang zijn samengebracht - eene oefening, die we ‘aardig’ kunnen noemen, maar die niet dan hoogst voorzichtig moet geschreven worden, zoo bijv. zou men uit dit stuk opmaken, dat de beeldspraak een uitvinding (!) van later tijd is; waar Dr. Nassau toch aangehaald wordt, kan ik volstaan met naar Dr. Nassau's ‘Woorden en Hunne Beteekenissen’ te verwijzen, waarin eene andere en meer verdedigbare theorie wordt verkondigd. Een gevaar is het verwisselen van beelden. Zoo wordt hier op bl. 345 gesproken van ‘een arbeid, die geen windeieren zal leggen;’ dezelfde bl. doet me vragen of men voor monsters wel de vlag strijkt en derg. onwillekeurig denk ik aan het monsterbeeld eenmaal door een redenaar gebruikt: Geene andere bloemen heeft hij op zijn levenspad gekend, dan die de winter op zijne glazen schilderde!!!. De Vereeniging No. 17 en 18 vervolgt een verdienstelijk artikel van H. de Raaf, over het onderwijs in de moedertaal, dat evenwel geene nieuwe gezichtspunten geeft of beter uitslag belooft dan elders verschenen artikelen van dien aard. (Overdruk uit Het Schoolblad). De Nieuwe School- en Letterbode mag zich waarlijk in ijverige medewerkers verheugen en in een uitgever, die keurig werk levert. In 't No. voor October vinden we het slot van den Eerw. Bets van Neerlinter, over den strijd voor de moedertaal. Deze (vierde) paragraaf bespreekt de stelling, dat ‘de taalstrijd gebeurt door eene goddelijke schikking tot heil der volkeren.’ Het is volkomen waar dat ‘onze geleerden de talen niet maken, maar ze alleen opteekenen’; maar dit staat in geen verband hoegenaamd met de Babelsche spraakverwarring, waarvan de Schr. uitging. - We brengen warme hulde aan de hartelijke opwekking tot den strijd voor het behoud der moedertaal: uit een weten- | |
[pagina 59]
| |
schappelijk oogpunt zullen we het stuk echter maar niet verder bezien. Uit dit No. vernemen we ook een en ander aangaande het tijdschrift De Vlaamsche Wacht onder de leuze: Blijft trouw en onveranderd
De Leeuw en 't oude Dietsch.
Dit tijdschrift ruimt veel plaats in voor taal en taalstudie o.a. ook mned. In het no. voor Nov. ontmoeten we een artikel: ‘Hoe leert gij uwe kinderen lezen?’ waarin zeer doelmatige besprekingen en opgaven bij eene leesles worden gegeven. We betreuren alleen, dat het eene jammerlijke vertaling betreft van het bekende ‘Einkehr’ beginnende met Bei einem Wirthe wundermild
Da war ich jüngst zu Gaste enz.
Door 't gebrekkige der vertaling verviel ook menige nuttige wenk en oefening, zooals die bijv. voorkomen in Kehr's Behandlung deutscher Lesestücke, waarin ditzelfde gedicht behandeld is. Ten slotte zij hier melding gemaakt van een ons onlangs toegezonden tijdschrift De Oefenschool, dat te Amsterdam bij Schalekamp van de Grampel en Bakker wordt uitgegeven en waarvan No. 3 van het negen en dertigste deel voor me ligt. Het is zeker het oudste der thans nog bestaande tijdschriften voor onderwijzers en verraadt zijn ouderdom van buiten door den vorm, van binnen door de verdeeling van den inhoud in 1. Mengelwerk; 2. Levensschetsen; 3. Vragen; 4. Reken- en Stelkunde. Voor jeugdige onderwijzers bestemd en waarschijnlijk grootendeels door jeugdige onderwijzers geschreven bevat het tijdschrift veel, wat in gewone leerboeken voorkomt. Bij de rubriek taalkunde zijn niet onverdienstelijk een artikeltje over ironie, en de verklaring van de uitdrukking den huik naar den wind hangen. Eene verklaring en bespreking van een gedicht van Vondel is maar ten deele gelukt, beter evenwel dan het encyclopedisch bericht aangaande Defoe op bl. 204, dat niemand kan navertellen en waarin aan de Engelsche woorden nog wel wat te corrigeeren zou zijn. Bij struisvogel (bl. 220) was eene goede gelegenheid geweest, de beteekenis van het woord struisch te bespreken. De Spectator ons artikel over ‘Het Woordenboek’ besprekende, wijst er op - en we haasten ons dit te vermelden, teneinde een verzuim te herstellen - dat gemeld weekblad ook altijd met ingenomenheid melding maakte van elke nieuw verschenen aflevering. In het No. van 30 Nov. wijst gemeld blad verder op de uitgave van het Italiaansche woordenboek Vocabolario degli Accademici della CruscaGa naar voetnoot1) waarvan in 1858 een herdruk d.i. (hier) eene nieuwe bewerking ondernomen werd. In 20 jaar tijds verschenen vijf deelen, de letters A en B bevattende. Men berekent, dat er nog tachtig jaren zullen noodig zijn om de ontbrekende vijfentwintig deelen gereed te maken. Van 1866-1877 hebben de akademieleden 720 bl. 4o. of 90 vel druks geleverd waarvoor de staat betaalde f 2500 per vel of totaal f 225000. Aan ons woordenboek besteedde de Staat tot dusverre f 20000. |
|