IJ. IJkema, Taaloefeningen, behoorende bij de Handleiding enz. 's Gravenhage 1878. 1e cursus A 6e druk f0.15; 1e cursus B 6e druk f0.15; 2e cursus 5e druk f0.25; 3e cursus 2e druk f0.25.
Deze Taaloefeningen voor de Leerlingen bestemd, gelijk de Handleiding voor den Onderwijzer zijn zeer eenvoudig en doelmatig gekozen, geheel in overeenstemming met de methode in de Handleiding breedvoeriger ontwikkeld. De zinnen hadden, evenals in de Handleiding, wat degelijker van inhoud kunnen zijn - dit is eer eene opmerking dan eene aanmerking - overigens is er niets dan lof over deze zeer geschikte opgaven voor taaloefening.
Gaarne melden we, onder dankbetuiging aan den schrijver, de ontvangst van Gemengde Gedichten van H. Claeys, Pr. zijnde No. 15 van de ‘Schriften door het Davidsfonds uitgegeven.’ Deze verzameling godsdienstige liederen en gelegenheidsdichten zijn fraaie voorbeelden van lyrische poëzy en zijn ze niet altijd even rijk aan oorspronkelijke gedachten of aan kernachtige gezegden, ze zijn steeds zoetvloeiend en ze ademen allen een geest van eerbied en bewondering voor heilige zaken.
Geen wonder, dat de toondichters Tinel, Cooreman en Lawet als om strijd bij de hymnen en cantaten de muziek componeerden. De welluidende verzen konden niet anders dan een schoonen zang voorbereiden, de gloed, die den dichter blijkbaar bij de meeste geloofsliederen bezielde, moest wel gunstig werken op den toonkunstenaar, die zijne gedachten overnam. Deze bundel zou een bewijs mogen heeten voor de waarheid van een deel van Vollenhove's uitspraak:
.... Roomsche dichtkunst, minst te toomen,
Weidt doorgaans ruim en wraakt geen dromen,
Als onze Onroomsche poëzy.