oordeel gekozen zijn, terwijl ze zoo zijn gerangschikt, dat de stukken ook steeds in moeilijkheid toenemen. Het gevaar van verloochening onzer nationaliteit is zóo groot, dat eene serie leesboeken, waarin alleen bijdragen voorkomen uit onze eigen schrijvers en wel uit die van de laatste veertig jaar, zóo saamgesteld, zeker aller steun en aanbeveling moet erlangen.
Papier en druk zijn geheel in overeenstemming met de eischen der school.
Ten slotte alleen de vraag, waarom zijn van de schrijvers uit Zuidnederland alleen van Conscience, Snieders, van Beers en Karel Versnaeijen stukken opgenomen?
Misschien zal Zuidnederland in deel 1, 2 en 3 beter vertegenwoordigd zijn. Uitbreiding van taalgebied is voor onze taal en onze letteren een levensvraag en daarom moeten we vast aaneen sluiten.