Uitgesteken.
De Heer Kousemaker wenschte (I, 213) een en ander te weten, aangaande 't woord uitgesteken. Voorloopig wijs ik op het volgende overgenomen uit het Belgisch Museum 2e deel:
Op 22 Maart 1560 werd aan de Violiere in 's Konings naam de toelating tot het opzetten van een Landjuweel verleend, ‘gevende te dyen eynde goet ende seker geleyde ende saufconduict allen persoonen, die totten selven landjuweel sullen willen comen ende compareren, te weten, veerthien daeghen aleer men 'tselve beginnen sal, ende veerthien dagen naer dat 't selve voleynt sal wesen, midts reserveerende ende daer uyt stekende alle ballingen, moordenaers, straetroovers, ende andere criminele persoonen misgaders onse openbaere vyanden ende die rebelle ende wederspanninge, ende andere, wesende in den ban des heylichs Rijcx.’
V.
In het Taalkundig Woordenboek op Hooft door A.C. Oudemans Sr. lezen we op dit woord:
Uitgesteken. Uitgezonderd, met uitsluiting. ‘Onder 'd uitgesteekene vond men den Schout, de Burghermeesters, Wethouders, Bevelhebbers en anderen’ en ook ‘Niet dan geboore Fransoyzen zoud’ hy herwaarts ooverbrengen; uitgesteeken zijnen lijfwacht van Zwitsers.
Red.