Iets over de Woordschikking.
Algemeen bekend is het, dat in onze Nederlandsche taal de schikking der woorden afhankelijk is van den aard der zinnen; en dat men derhalve drieërlei woordschikking heeft:
1o. | die van den oordeelenden zin, |
2o. | die van den vragenden of wenschenden zin en |
3o. | die van den afhankelijken zin. |
Van die eigenschap onzer taal wordt dikwijls gebruik gemaakt, om uit de woordschikking den aard der zinnen af te leiden. In den regel zal men op die wijze met zekerheid kunnen bepalen of een zin tot de hoofdzinnen of tot de afhankelijke behoort, mits men rekening houde met de gevallen, waarin de omgezette woordschikking noodig is.
Vooral de omzetting in den afhankelijken zin geeft aanleiding tot eenige moeielijkheden, waarop ik meen hier te mogen wijzen:
1o. Wanneer het voegwoord weggelaten wordt, krijgt de afhankelijke zin de woordorde van den vragenden zin. Dit heeft plaats in voorwaardelijke en toegevende bijzinnen, b.v. Treft gij haar aan (voorw. zin), vraag hem dan om hier te komen. Vond zij veel genoegen in uw bijzijn (toegev. zin), zij was toch liever bij ons.
2o. In afhankelijke zinnen, die een gevolg aanduiden, wordt de woordschikking van den oordeelenden zin gebruikt, doch alleen dan, wanneer zij in betrekking staan tot een ontkennenden hoofdzin, waarmede zij verbonden zijn door het voegwoord of.
Dus, terwijl men met de woordschikking van den afhankelijken zin zegt. Hij was zoo verlegen, dat hij geen woord durfde zeggen, en ook: Hij was niet zoo verlegen, dat hij geen woord durfde zeggen, moet men de woordschikking van den oordeelenden zin gebruiken in: Hij was niet zoo verlegen, of hij durfde ons wel antwoorden.
3o. De zelfstandige bijzinnen, door het voegwoord of verbonden aan ontkennende hoofdzinnen, hebben insgelijks de woordschikking van den oordeelenden zin.
Voorbeelden: Het duurt niet lang, of hij zendt ons de boeken. (Onderwerpszin met woordschikking van den oordeelenden zin). Wij twijfelen niet, of zij doen het gaarne. (Voorwerpszin met woordschikking van den oord. zin).
Is daarentegen de hoofdzin bevestigend, dan wordt de woordschikking niet omgezet, dus: Wij twijfelen, of zij het gaarne doen.
4o. In de afhankelijke zinnen, die met zoo-als: even-als of met hoe door een comparatief gevolgd beginnen, staat het praedicaat onmiddellijk na de woorden zoo, even, hoe; terwijl het in de woordschikking van den afh. zin zijne plaats zou vinden vóór het koppelwoord.
Voorbeelden, Zoo gedwee als hij anders is, zoo weerbarstig îs hij nu.