en alle spreekonderwijs - veel noodiger dan het gewone taalonderwijs - onmogelijk te maken, is het voorzeggen van heele of halve zinnen. Bekend is de aanvulling van den zin: Paulus was.... een.... a.... po....?’ Apotheker’ luidde het antwoord. Gedachteloos napraten, stotterend antwoorden, slechte zinnen bouwen, onlogisch redeneeren, dat leeren zij, die volgens deze hakkel- en stottermethode onderwezen worden. Regel zonder uitzondering is, dat men de bekwaamste leerlingen vooral kent aan hunnen zinsbouw, wie de moeite wil doen er op te letten, zal opmerken, dat de beste leerlingen zich juist onderscheiden door juist spreken. Dat hun taal en stijl in de zelfde reden in hun schriftelijk werk verbetert, zal wel niemand betwijfelen.
Bij het beantwoorden van vragen of bij het navertellen, zoowel als bij het lezen, zij men onverbiddelijk op het punt van uitspraak. Van 't begin af streve men er naar, den leerling zoover te brengen, dat hij eene taak - ze moge nog zoo eenvoudig zijn - volmaakt goed volbrenge. Volharding en nauwlettendheid zijn daartoe noodig: men werke zeer langzaam en wachte zich voor moeielijke opgaven. Laat alles gemakkelijk zijn, maar laat de eisch wezen, dat het geheel goed volbracht worde.
Bij de uitspraak geve men naauwkeurig acht, dat langzaam en op vasten (niet weifelenden) toon gesproken of gelezen worde. Het is eene beleediging voor den onderwijzer, als de leerling aanhoudend ‘eh, eh... e... e’ laat hooren. Versiert hij zijn verhaal met ‘en toe(n)'s’ dan is de les niet voldoende besproken of de onderwijzer heeft niet genoeg naar de antwoorden geluisterd, maar... men wachte geen schitterenden uitslag na een paar oefeningen.
De uitspraak zij verder duidelijk en scherp gearticuleerd. Geen zaddoek voor zakdoek, geen ete, leze, werke voor eten, lezen, werken; geen soete zuiker voor zoete suiker en geen voader of vaeder voor vader. Geen dialekt, geen gewestelijke taal mag anders, dan als hulpmiddel bij het taalonderwijs in de school komen: het is de Nederlandsche taal maar geen Drentsch, Groningsch of Noordhollandsch wat onderwezen wordt. De leerlingen zullen soms, vooral wanneer de onderwijzer uit eene andere streek afkomstig is, de taal hunner gewestgenooten - of liever de uitspraak; want de taal kennen ze gewoonlijk ook niet - verdedigen, men leere hen, dat hun tongval alle recht van bestaan heeft en buiten de School zeer goed kan zijn; maar, dat hier alleen de boekentaal met hare zuster de beschaafde spreektaal thuis behooren. Ook zal de zuiver Nederlandsche taal bij velen voor te voornaam gelden. Dergelijke dwaalbegrippen moet men zoeken te verdrijven.
Vooral leze en spreke ieder leerling luid en duidelijk. Doet hij dit niet, dan zullen zijne kameraden in slaap vallen of niet opletten, wat hetzelfde is, of wel ze zullen daar zij zich vervelen, kattekwaad gaan doen. Van opmerken of begrijpen is dan natuurlijk geen sprake. Maar dit gedeelte van het taalonderwijs moet o.a. ook dienen voor het ontwikkelen der spraakwerktuigen en daarom late men niet na, van den