De Nieuwe Oost-Indische rooseboom
(1784)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– AuteursrechtvrijOp een Fransche Wys.
Arlequin.
JE wat de Liefde kragte,
Ak oe speelen mon kedakte,
Soo by daken als by nakte:
Skoon Princes mon Alida.
Ak! ak! mon hoop mon uitkeleesen,
Se sel ook wel kezonte weesen,
Ja! soo wel als ’t was voor deesen
En ik wilse spreeken dra.
2.
Al ze sie et uys ja welle,
Um wil par masoy an skelle;
En bon jour de Madmoiselle,
En versoeken aen de Man;
Of myn mooi meisje Alidaetje
Eens mak keeven mon de praetje,
Sek ik ben haer beste maetje
Arlequintje treed dan an.
| |
[pagina 80]
| |
3.
A daar komt myn zuikerbekje
Al zo zoet gelyk een spekje,
Wel mon Alida wat zekje;
Wilje morgen als ik kan,
Avec a moy na die plantagie,
En daar zel men smul couragie,
Drinken de Wyn eeten Fromagie
Met de lekkere pain du blanc.
4.
En daar sel mon blompjes plukken
En een zien of um sel lukken,
Te vaaren na de skulpe brukken?
Ik weet te roeien mit de skuit
En dan zo fraay mit die mooi jakje;
En daar roeken een pyp Tobakje,
Wil mon Alida wat lakje:
Weetje wel wat dit beduid.
5.
Voor deeze ad ik voorkenoomen,
Om te gaan na de Overtoomen;
Maar toen binnen wy bekomen
Op de weke de drie baars,
En nu zullen wy slapperlooten,
Gene kaene daer de krooten,
Daar se speelden mit de klooten,
In de Baan de Palimaes.
6.
Meisje.
Goeden dag myn Harlekyntje,
Ik ga met u om een pintje,
In het huis van Jacomeyntje;
Ik ga met u aan de trant,
Maer, ik zal myn Juffrouw vragen
Of het haar wel zou behagen;
| |
[pagina 81]
| |
En dan zal men een kansje wagen,
Daar is myn stem en ook myn hand.
7.
Arlequin.
A! daar spreektze na myn zinne,
Ak! mon Shaap mon Enkelinne
Indienze sak mon art van binne
De et smelt door minnepyn;
Mon art dat brand als zwavelstokken
En ’t is by vyven onkelooken,
En mon art sel blyven rooken
Of ky moet mon doofpot zyn.
8.
Meisje.
Gy zult uwen keel wel koelen,
Morgen dan zult gy gevoelen,
Als gy uwen keel zult spoelen
Harlekyntje zwyg maar stil.
Arlequin.
Wel mon Liefje?
Alledatje mon keriefje,
Meisje
Harlekyntje, wel wat beliefje.
Arlequin.
Je weet wel wat ik zeggen wil.
9.
Meisje.
Loop maar heen gy snaak der snaaken,
Hoe zal ik ’t nog met u maaken:
Loop leeft de Brabandsche spraaken,
Nog wat beter van je maats,
Dan gaan wy buiten Brabante.
Arlaquin.
A! bon jour komt keef de ante,
Morgen kaen wy aan de trante,
Na de Baan de Palimaas.
|
|