De Nieuwe Oost-Indische rooseboom
(1784)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Op een aengenaeme Wys.1.
’t IS om u soete min,
Dat ik schoon Herderin,
Hier heb soo lang staen wagten,
En geen troost en win;
Wat mag de oorsaek syn,
Dat gy myn laet in pyn,
By daegen en by nagten,
Sonder Wederminne:
Syt gy dan van een Leeuw
Of Tyger voort gebragt?
Die door u stuurse reden
Myn min veragt.
2.
Vreest gy de Goden niet?
Die sien al myn verdriet,
’k Vrees die u sullen plagen,
Als gy van myn vlied;
Ach Vrouws persoon u komst,
Had gy het niet begost:
Gy had geen reen van klagen;
Door uw stuurse reeden,
Maer ’t is om uw schoonheid al,
Myn alderliefste Beeld,
Die dagen en nagten,
In myn sinnen speeld.
| |
[pagina 57]
| |
3.
Klein Cupido venus wigt,
Waar blyft gy met u schigt,
Zoekt gy het hert te raaken
Van het zoet gezigt?
Al is u borst van staal,
Ik heb zo menigmaal
Een Riddershert doorstooken,
Dat op het harnes blooten:
Za toond dan maar u kragt,
’k Bid u ’t is meer dan tyd;
Eer dat de bleeke dood
Ons van het leeven scheid.
4.
Zoet Herder, staakt u klagt,
’t Is van myn nooit gedagt;
Dat ik u zou verlaaten,
Naar wien myn zieltje tragt;
Ontvangt dan wedermin,
Van u schoon Herderin,
Die u maar kwam beproeven:
Wilt u niet meer bedroeven,
Ontvangt dees Roosenkrans,
’k Zweer u getrouwigheid,
Dus weest dan zoetste Herder
Met u lief verblyd.
|
|