De Nieuwe Oost-Indische rooseboom
(1784)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– AuteursrechtvrijStem: Van de Schooyster.1.
VRinden wilt dit Lied aanhooren,
Wat ik u hier stel te vooren;
Van een man zeer pertinent,
In de Koog zeer wel bekent,
Deeze man wilt hier op letten,
Ging zijn Vrouw in ’t Ootje zetten,
Wie dat maar geld bieden wou:
Hy verkoopen wou zijn Vrouw.
2.
Daar kwam een Boer met Potten,
Dagt dat zijn hier groote zotten;
Verkoopt men hier de Vrouwe Jent,
Wat of scheelt die malle vent,
Deeze Boer kreeg straks behagen,
En heeft de man gaan vragen,
Wat hij voor zyn Vrouwtje koen:
Hebben moest met goed fatzoen.
| |
[pagina 39]
| |
De Boer die sy gy moet niet veel ysen,
Want dan krijg ik maer grysen;
Want gy weet de Vrouwtjes puur,
Syn somtyds voor niet te duur.
Neen sprak hy ik sal wel handelen,
Gaet een weynig met myn wandelen,
En hy sprak met volle mond,
Sy moet kosten net vyf pont.
4.
Deese Boer sprak met behagen,
Ik sal dat eens gaen wagen,
En sprak terstond sertyn,
Want u Huysvrouw die is myn,
Wiltse myn terstont maar haelen,
Ik sal u ook voort betalen;
En brengense maar aen de schuyt,
Dat ik met haer Ruylebuyt.
5.
Oorlof hoogse Mannen en Vrouwen,
Wilt dit Lied dog wel onthouwen;
Verkoopt niet u Vrouw terstond,
Gelyk deese malle hont,
Want dan sou men u beklaegen,
Als dan voor u op kwam daegen:
Dat gy met een Bok playsant,
Moet gaen loopen agter Land.
|
|