De Nieuwe Oost-Indische rooseboom
(1784)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– AuteursrechtvrijStem: Myn hert is voor altyd voorzeid.1.
GEluk waerde Prins en Princes,
Op d’ aengename tyd,
Met het aenstaende Huwelyk:
Een ieder is verbleit,
Om dat die Prins dat schoon Juweel,
Krygt Carolina tot syn deel,
Vol deugt, vol deugt, vol deugt.
2.
Eerst waer de droefheid over groot,
En nu weer volle vreugt:
Al wat dat men nu seggen hoord,
Die Prins soo vol van deugt,
| |
[pagina 23]
| |
Die neemt tot syn Engelin,
Die schoon voorwerp van de min;
Vol vreugt, vol vreugt, vol vreugt.
3.
Heel ’s Gravenhage triompheert,
Over die Jonge Princes;
Om dat sy na geboode leeft,
Van de Stadhouders,
Haer Moeder by de Koning leeft,
Want die het haer bevoolen heeft,
Soo vast, soo vast, soo vast.
4.
Godt geeft syn zeegen over groot,
Aan dees vereende twee,
Een ieder haar zyn gunst aanbood,
Vol liefde en vol vree,
Een ieder roept lang leef de Prins:
Soo hoord men hier en allezins,
Van stad, van stad, tot stad.
5.
Komt heldere Son scheind met u glans
Over ’t Oranje Bloed,
Komt Maen en Sterre altemael;
U ligt dat is soo soet:
Verheugt Prins en Princes haer hert,
Dat nu door een gestrengelt werd,
In kort, in kort, in kort.
6.
Een Tulp, een opgaende Roos,
Die twee werde tot een,
Die Prins die een Princes verkoos,
Al tot syn Egte deel:
Een Maegt al van een Edel bloed:
Gereet de Prins van ’t soetste soet,
| |
[pagina 24]
| |
Vol glas, vol glans, vol glans.
7.
De jonge Prins Orange goed,
Die toont een bly gelaat:
Om dat zyn lieve Zuster zoet:
Treed in de Huwelyk staat,
Met Weilburg die Jonge Prins;
Daarom is in vreugde allezins,
Den Haag, den Haag, den Haag.
8.
Ik wensch een Jonge Prins te seer,
En dat in korte tyd:
Als het des Heeren wil soo is:
Dat u te saam verblyd,
Als dat vergunt die goede Godt:
Hier mede neem ik nu myn slot:
Met vreugt, met vreugd, met vreugd.
|
|