De nieuwe vermakelyke Utrechtse min-stroom
(1767)–Anoniem Nieuwe vermakelyke Utrechtse min-stroom, De– AuteursrechtvrijOp de Wys: Moeder onze Turfboer.KUyper vryde een Magetje koen,
Het was om zyn looze wille te doen
Om een Nagt by haar te slapen:
Beloofde haar 12 Kroone aan Goud
En een Rok van rood Scharlake.
Dit Meisje heeft dit haast verstaan
Is na de Kuypers-vrouw gegaan,
Ging daar wat zitte praten,
Og Buurvrouw u getroude Man
Komt van avond by myn slapen.
Dit Vrouwtje heeft ’t haast verstaan
Is na ’t Meisjes slaapkaamer gegaan,
Is daar wat zitte wagten,
’t Was om de twaalf Kroone aan Goud
En om de lange Nagten.
| |
[pagina 46]
| |
’s Nagts het was middernagt,
Gaf hy op haar deur een slag:
Lief wilt my nu inlaten, Hier zyn de twalef Kroone aan Goud
En een Rok van Rood Scharlake.
Og Kuyper lief waar blyf je zo lang
Myn vuur en ligt ik al verbrand:
Zus, zus, maakt geen Rumoere,
Wille wy te zame na bed toe gaan
Dat ons niemand en hoore.
Hy van haar in zyn arm terstond,
Kuste haar voor haar Roodermond,
En hy sprak onverdroten,
Zoete Lief in u wild Bos
Was myn Haas geschoten,
Smorgens als den dag quam aan,
Is ’t Vrouwtje na haar huis gegaan,
Om te koken daar wat zuype,
Tot haar lieve Man t’huys quam,
Die moe was van het Kuype.
De Kuyper op zyn slaapkamer quam.
Keek zyn Vrouw zoo gramlyk an.
Voor wie kook gy dat zuype,
Gy zou wel al myn Geld verdoen,
Dat ik snagts win met Kuype.
Lusje dat niet laatze staan,
Het is gewonnen in it generaal;
Gewonnen met by te slapen,
Ik won van nagt 12 Krone aan Goud
En een rok van Rood Scharlake.
De Kuyper vloekte en die zwoer
De droes die haald de leelyke Hoer,
Zy was myn ontrouwe,
’k Dogt ik by een mooy Meisje sliep
En ’t was myn eyge Vrouwe.
| |
[pagina 47]
| |
’t Vrouwtje swoer al by Sint Jan,
Heb ik niet een getrouwde Man,
Om zyne kost te winne,
Die heele Nagten uyt kuype gaat,
Kan gekloof de Varen binden,
|
|