De nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren
(1697)–Anoniem Nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren– Auteursrechtvrij
[pagina 88]
| |
Stemme: Ammerante mijn Vrindinne.
LUystert na dit lietje aardig,
dat ik sal verhalen gaan,
t' is byget een stuyver waardig,
Ik sal het u doen verstaan,
Een jonge maagt die ging een jongman minnen,
Ja sy verliefd' en steld' op hem haar sinnen,
dag en Nagt is hy in haar gedagten,
In hem is haar lust en rust.
Na een weynig tijts bedenken,
En na eenig overleg
Gaat sy hem een briefjen Schenken
door een onbekende weg ?
doen hy terstond als dat sy op hem peynsde:
Ging na haar toe en speelde de geveynsde
Wiert ontfangen met verlangen
Van het lief tot sijn gerief.
Hy seyd liefste hoe mag 't wesen
dat gy tot my liefde draagt:
Had ik niet geschroomt voor desen,
Ik had u al lang gevraagt,
Of u schoonheyt my liefde woude Tone,
Dies brave Meyt gy sijt mijn overschone,
En mijn waerde, Hier op aerde,
Gy staet in mijn sin, Vrindin
Door sijn vriendelijck praten,
Wierd de maget seer verblydt
So dat hy wel haest kon vaten,
Waerom sy hem had gevrijt,
Op 't Ledekant in minnelijke lusten,
Op het bedt, Hier dog oplet.
Hy steld'haer voor of sy met hem wou rusten
Is hy van haer afgegaen,
Door sijn vlyen gings haer spreyen,
Heeft dus haer beklag gedaen,
Doen sy had sijn wil gekregen,
Waer door de min in my bestond te rasen,
Dese vryster seer verlegen,
| |
[pagina 89]
| |
Had ik de Vonk gedooft en uytgeblasen,
Ik wierd ongheschonden, Bevonden,
Want dees vlam, Mijn eere nam.
Let hier op gy jonge maeghde,
Vryt niet eer gy wort gevryt,
Vraagt niet eermen u oyt vraagde,
Maar verbeyt de regte tijt,
Indien de min u herte wil bevangen,
Biet hem de strijt en kusset noit zijn wangen
Staat hem tegen, 't allerwegen,
Hout u reyn, in het gemeyn.
|
|