De nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren
(1697)–Anoniem Nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren– AuteursrechtvrijStem: Delvenaartje die ging &c.
LIefje ik hoor den Trommel roeren
Aan boort, aan boort soo roept een yder man,
Dat's nog een togje Lief wil ik volvoeren,
Eer ik mijn lust by u volvoeren kan,
Mijn Liefste lievetje ik schrik voor varen
Ik schrik en beef al voor de woeste Zee,
Voor het gewelt al van de bracke baren,
Voor klip en strand, ja menig vreemde Ree.
God die een Stierman is van al de kiele
Hy dempt de boose golven na haar sin,
Hy sal ons Scheepje, en so veel brave ziele,
| |
[pagina 45]
| |
Geluckingh voeren ja ter Straet waert in
[T]er Straet-waert in mijn Lief dat soo lange,
Eer die verdrietige Reys is door gebroght,
En lichtelick wort hy van den Turcke gevange,
En voor een slaef daar in sijn land' verkocht
Den Turcksche Halve maen kan ons niet krenken,
Wy sijn versien met een goet weerbaer schip
En daar toe ook veel Metalen penne,
Om den Vyant te jagen in den knip.
Mijn Liefde gaet gy nu ten Oorlogh varen,
Ten Oorlog dat is een gestadige vloet,
Wie sult gy dienen lief seg wat voor heere,
Daar gy voor wagen sult u Lijf en bloedt,
Onse Hoogmogende Heeren Staten,
Daar toe so menig dapper Oorlogs helt,
Voor 't Vaderlant wil ik mijn leven laten,
En zwerven kloeckmoedig op Niphtunis Velt,
't is waar mijn Liefden Oorlogh kloeckmoedigh,
Behoord een yder troiwelijk voor te staan
Maar ag dat oorlos-vlot dat valt so bloedig
Dat elk den Oorlog hoorde te versmaan.
Wy plegen ons Sondags wat te vermaken,
Hier buyten in dat somer groene,
Dat moet gy Liefje nu een beetje staken,
Tot dat ick met gesontheijt weder kom.
Adieu mijn liefje ik gaen op de Reys,
Adieu mijn liefje ik gaan op de reys,
Ik hoop ik salder u nog weder vinden,
Spijt al de klappers die het sal wesen leyt.
|
|