De nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren
(1697)–Anoniem Nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
[pagina 31]
| |
MOcht ik eens regte troost genieten,
Van u mijn liefjen die ik min.
Maar wie soud' het niet verdrieten
Dat soo verkeert is haren sin.
Eylaes wat heb ik menigwerven,
By haar gehaelt een blaeuwe scheen,
Dat ik vaak dogt van druck te sterven,
So swaar viel my dat dreevig Neen
Terwijl ik dus stont in gedagten,
Quam daar mijn beminde aan,
Mogt ik na dit verdrietig wagten
Seyd ik, nog troost ontfaan.
Sult gy so stout sprak sy nog weesen,
Dat gy my weer komt spreken aan,
Daar ik soo dikmaal seyd voor deesen,
Ik wil u niet ten antwoort staan.
Eerwaerde Lief sal trouwe minne,
So ondankbaarlijk sijn geloont,
Och ik en kan het niet versinne,
Dat gy so weynig vrintschap toont.
Laet af van dit verdrietig minnen,
En stelt u sinnen op een aer,
Die sulje ligt wel eerder winne,
Dan benje vry uyt dit gevaar.
Aan u heb ik mij u trou gesworen,
By u wil ik versegelt staan,
Veel liever was ik noyt geboren,
Eer ik sou by een ander gaan,
Eerst most ik Jongman u beproeven,
Of gy al liefde had verdient,
Nu sal ik u geen meer bedroeven,
Ik sie dat gy 't van herten meent.
Ruymt weg van my nu bracke tranen,
Weg bleke veruw gaat van my af
Wilt my tot droefheyt niet vermanen,
Mijn lief en is niet meer so straf.
EYNDE. |
|