De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– AuteursrechtvrijStem: Van een nieuwe Opera, &c.Ach schoon Cato,
Ik kom u Tronken vragen,
Want veel meysjes klagen,
Over Cupido, En door dees pijn,
Sag ik een Meysje schreije,
Om getrout te zijn, En door dees pijn,
So kreeg ick mede-lijden,
Met u schoon Catrijn.
Wel lieve Heer,
Spreekt gy noch van te pare
Gy zijt al te oudt van jaren,
Ey vertreckt Grampeer, Weg weg terstont
Ick zie dat gy u handen
Niet meer roeren kond, Weg weg terstont,
Want gy hebt geen tanden
Meer in uwen mond.
Wel Sottin, Zult gy my dat verwijten,
‘k Zal u te minder bijten,
Steld dat uyt u sin, Als een Madam,
Zo zult gy gaan in ‘t Zijde,
En weest niet so gram, Als een Madam,
Zult gy met my gaan rijden,
Aldersoetste Lam.
Wech wech van hier,
| |
[pagina 76]
| |
Grampeer u oogen loopen,
En u neus is bedroogen, Gaat sit by ‘t vyer,
‘k En ben niet sot, My te gaan begeven,
Met een rochelpot, ‘k En ben niet sot,
Grampeer u leden beven,
Aan u baart hangt snot.
O schoon Catrijn,
Ik sal my doen Barbieren,
Dat sal mijn gesigt vercieren
Alderliefste mijn, Ickl heb noch goed,
Om mee te dommineeren,
Als het wesen moet, Ik heb nog goet,
Wilt dat considereren,
Dat ‘t wesen moet.
Het sou wel gaan,
Het gelt sijn fraeije saken
Maar u blaauw’ en mager kaken,
En staan my niet aan, Ey, ey Grampeer,
En soekt wat jongs te kiesen,
En so doen ik mee, Ey, ey Grampeer,
‘k Sou by u bevriesen,
Laat mijn doch in vree.
Hoort schoon Catrijn,
Wilt gy my so blammeere,
Ick sal u doen quiteere,
‘t Sal U foute zijn,
Spreekt niet so stout,
Laet my u troost verwerve
Eer dat ‘t u berouwt,
Spreekt niet so stout,
Anders sult gy sterven
Moeten ongetrouwt.
Patientie dan,
Laat het Contract doen schrijven,
Liever dan ik sou blyven,
Altijd sonder Man,
‘k Heb nu den tijd,
Al van de dertig Iaren,
Lang genoeg gebeyd,
‘k Heb nu den tijd,
En daarom wil ik paren,
Eer ick hem ben quijt.
|
|