De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– AuteursrechtvrijStemme: Lestmael in ‘t Rijden van, &c. Lestmael in ‘t rijden van een Pot met koeken,So heb ick my begeven by het vuur,
‘t Was op een Hoog-tijd ‘t Meel was duur,
Ick vond mijn Moeder die tijd dapper vloeken,
Onder de schoorsteen daer by sag sy fuer.
Mijn Broeder song en ik begon te suchten,
Dat Dier dat maeckte dat het was verbruyd,
Mijn Vader die speelden op mijn huyt,
So dat men hoorden niets dan ongenuchten,
Ia met drie sprongen, ‘k was de deur al uyt.
Ick ben seer soetjens na de deur getreden,
Om eens te sien hoe ‘t met mijn Vader was,
Fysander my goed-gunstig was,
So dat hy datelijck quam te vreden,
Nam my weer aen als een waerde gast.
Ick quam in huys en vond mijn Moeder morre,
De trappen op en dan weer neder gaen,
Mijn hert in ‘t lijf begon te slaen,
Als ick yets vraegde sy terstont an’t knorren.
Vorwaer ‘k sag haer voor heen Lucinda aen.
Dog ‘k nam haer datelijck in bey mijn armen
Om peys te maken hat ik haer gekust,
Sy sey you Schellem weest gerust,
Ik blijf jou schuldig doen gy u ging warmen
| |
[pagina 75]
| |
Bedurf dat Meel waar op ick was belust,
Op ‘t laast mijn Grootjen heeft het oock vernomen,
Voor al de Buuren die daar quamen by,
Doen was mijn jonck hert uyt de ly,
De wraak mijns moeders is tot niet gekomen
Het bleef in vreden doen aan weder zy.
Ik doe geen klachten aen de groene bomen
Mijn Grootjen quam genesen mijne pijn,
En Besje die vergaf het mijn,
Dat ik haar meeltje langs de vloer deed stroomen,
Waar door mijn hert sal buyten droefheyd zijn.
|
|