De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– AuteursrechtvrijStem: Delvenaertje die ging uyt vryen.Liefje ik hoor de Trommel roeren,
Aen boort, aen boort so roept een yder Man,
Dat’s noch een togje Lief wil ick volvoeren,
Eer ick mijn lust by u vol voevoeren kan.
Mijn liefste lievertje ik schrik voor ‘t varen
Ick schrick en beev’ al voor de woeste Zee,
Voor het geweld al van de bracke baren.
Voor klip of strand, ja meenig vreemde Ree.
God die een Stuurman is van al de kielen,
Hy dempt de boose golven na zijn sin,
Hy sal ons Schip, en so veel brave Zielen,
Geluckig voeren, ja ter Straat-waard in.
Eer die verdrietige Reys is door-gebracht
En lichtelijck wort gy van den Turck gevangen,
En voor een Slaef daer in sijn Land verkogt.
Den Turksche halve Maen kan ons niet krenke,
Wy sijn versien met een goet weerbaer Schip
En daar toe oock veel Metale pennen,
Om den Vyand te jagen in den knip.
Mijn Liefste gaet gy nu ten Oorlog varen
Ten Oorlog dat is een stadige vloed,
Wie sult gy dienen Lief seg wat voor Heers
Daer gy voor wagen sult uw’ lijf en bloed.
Onse Hoogmogende H|eeren Staten,
Daer toe so meenig dapper Oorlogs-held,
Voor het Vaderland wil ick mijn levene laten,
En zwerven kloekmoedig op Neptunis velt.
’t Is waar mijn Lief ten Oorlog kloekmoedig,
| |
[pagina 74]
| |
Behoorden een yder trouwelijk voor te staen,
Maer ag dat oorlogs-vlot dat valt so bloedig
Dat elck den Oorlog hoorde te versmaen.
Wy plegen ons Sondags te vermaken,
Hier buyten in dit Sommer groen,
Dat moetje Liefje nu een beetje staken,
Tot dat ick met gesontheyt weder kom.
Adieu mijn Lievertje, mijn wel beminde,
Adieu mijn Lief ick gaan nu op de reys,
‘tIck hoop ick salder u noch weder vinden,
Spijt al de klappers die het sal wesen leyd.
|
|