De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– AuteursrechtvrijVoys: Ik ging my onlangs vermeyden, &c.Ick ging my onlangs vermeyden,
Langs de groene Klaver weyden,
Daar sag ik tot mijn pleysier,
Een so schoone Venus dier,
‘k Voegden my nevens haar zijde,
Ick ging my met haar vermeyden,
Sy zweeg so stil gelijk een Lam,
My docht ik in den Hemel, Hemel, Hemel, quam.
My docht dat dese maget teer,
Quam dalen van den Hemel neer.
Ik ging aen haer voetjes leggen
En sy liet haar al geseggen,
En ick sloeg mijn dertel oog,
Somtijds een weynig om hoog,
So dat ik haar minne-stralen,
Wel op my sag nederdalen,
| |
[pagina 65]
| |
Als ick aansag dat soete Lam,
Mijn docht dat ick in den Hemel, Hemel, Hemel quam,
Ik docht dat mijn de Minnegoon,
Door Venus lust wiert aangeboon.
En ick voelden aen haer knien,
Het Meysje liet het al geschien,
Doen ick noch wat hoger quam,
Denkt eens wat ick daer vernam,
‘t Soete spel van de Minne,
‘t Meysje dat liet my komen binne
Sy zweeg so stil gelijk een Lam,
Mijn docht dat ik in den Hemel, Hemel, Hemel quam,
Dat Cupido met zijne schicht,
Mijn jong hertje had verlicht.
Als ik sag haer Borsjes schoone,
Die so heerlijk staan ten toone,
Hare soete rooder mond,
Die heeft mijn jonk hert doorwont
En oock haar korale lipjes,
Zijn de zoete Minne klipjes,
Als ik hoor spreke dat soete Lam
Mijn docht dat ik in den Heme, Hemel, Hemel quam,
Want haar minnelijke taal,
Is gelijk een Nachtegaal.
Als ick sag haar rooder wangen,
Dat mijn dede seer verlangen,
En haar oogjes bruyn als git,
En haar Tantjes Lely wit,
Haar soete stem en tale,
Klinckt gelijk een Nachtegale,
Als ick dat soete Lam vernam,
Mijn docht dat ick in den Hemel, hemel, Hemel quam,
Haar minnelijcke soete sang,
Houd mijn hertjen in bedwang.
So schiet Cupido met sijn pijlen
En hy raekt ook wel somwijlen,
Venus in het Ingewand,
Dat het raakt in lichten-brand,
| |
[pagina 66]
| |
Als Cupido met zijn loncken,
Schiet op Venus minne vonken,
Dan raakt het hert in volle vlam,
My docht dat ik in den Hemel, Hemel, Hemel quam,
Als ick denck op dat Venus wicht,
Die mijn jonk hertjen heeft verlicht,
Oorlof Ionckmans met verbleyden,
Als gy gaat uyt vermeyden,
En gy vind een Venus wicht,
Presenteert haar Cupidoos schicht,
En wilt haar met u vermaken,
Want het zijn soete saken,
Als ick denck op dat soete Lam,
Mijn docht dat ik in den Hemel, Hemel, Hemel quam;
Ionkmans ik seg u in der daat,
Maackt dat het u altijd so gaet.
|
|