De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Stem: Schoon Isabel.Wat droef geween,
Moet ik eylaas alleen,
Blyven in rouwen,
Och waer sal ik heen,
Ach Minnaars hoort mijn klagt
Dien ick doen by dag en nach,
Tranen storten dat ick nimmer heb verwagt.
Mijn soete Kind,
Ick ben u wel gesint,
Met trouwe liefde ick uwen vriend,
Maar nu voor desen tijd,
Moet ick mijn trouwigheyt,
Toonen op de Zee al door de Wereld wijt.
Is dat u Eed,
Hoe kunt gy zijn so wreet,
Die gy mijn zwoer uyt trouwe liefde heet,
Doen ik u Liefste waar,
En sliepen by malkaar,
Verlaat gy my nu daar ik ga met Kinde zwaar.
Och Liefste schoon,
Een dogter of een soon
Sal u geselschap wesen als gy alleenig woon.
Want hebt gy mijn dan niet,
Maakt daarom geen verdriet,
Want gy mijn maaktsel by u siet.
Wel valschen quant,
Trekt gy nu uyt het Land.
Wilt met my treden erest in den Echten bant
Want komt gy dan niet weer,
Dan waar ik in hertseer,
Bedrieger van een Dochter,
Schender van mijn Eer.
Praat gy van Eer,
Het was naar u begeer,
Hebje dan te klagen so treed met my eens weer
Al op het sachte Bed, Ik sal u also net,
Daar uwen Maagdom weder geven met een set.
Wat schande groot,
Haald my doch felle dood,
Wilt my doch rucken, in uwen duysteren schoot,
| |
[pagina 57]
| |
Geen vreugde heb ik siet,
Al in het Aards gebied,
Als schande, droefheyt, sorg ende groot verdriet.
Oorloft hoort aan,
Gy Meysjes die hier staen,
Houd uwe eer wilt eerst te trouwen gaan,
Al in den Echten bant,
Dan zit gy in geen schand,
Eer datse u bedriegen en gaan uyt het Land.
|
|