De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– AuteursrechtvrijStem: Als ‘t begint.O Flora edel is uw’ roem,
Met waarheyt kont gy niet betuygen,
Dat de Bijtjes suygen,
Honing uyt de blom,
Gelooft het Honing Bijtje leeft,
Niet uyt de soete bloemjes,
Die gy heeft;
Maar door de Nector dou,
De Lipjes van Mevrouw.
Waar op als sy laest lag in rust,
En ‘t Honing Bijtje quam aldaer gevlogen,
Heeft haar mond gesogen,
En met een gekust,
Doen quam even op het slag,
Daer ick het Bijtje aan haar lipjes sag,
En dat op en neder vloog,
Den Honing dou uyt soog.
O dacht ik soeten honing dief,
Nu sal u Flora heel verdoemen,
Met gy soog de bloemen,
Lipjes van mijn Lief,
Die met een soetheyt zijn vermengt,
Als wel de Roosjes zijn met dou besprengt,
O dacht ik op dat pas,
Die ook een Bijtje was.
Dat ik een Honing Bijtje waer,
Ick sou het stroijen Huys versaken,
En mijn Nesje maken,
In ‘t gekrulde haar,
‘t Gezwier om haer gekloofde kin,
En storten de soetsten honing in,
En hoe kon de Vriendin van mijn,
Geen liever Nesje zijn.
|
|