De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– AuteursrechtvrijStem: Als ‘t begintSchoon Isabel hoop van mijn leven,
O schoon Godin,
Gy zijt de geen die ick mijn hert en ziel zal geven,
Uyt een zuyvere min,
Ach wilt my voor u slaef ontfangen,
En kent my voor u vrient,
U trouw aen my verbint,
Want mijn hert heeft groot verlangen,
In u Schoon kint.
Waer toe Iongman noch zulcke reden,
Ick verwonder my,
Dat gy nu toonen kont u droevigheden,
Door dit nieuw gevry.
Ick ben een meysjes jong van jaren,
Het is nu al te vroeg,
Dat ick na u vernoeg,
Laet ons de tijt wat sparen,
Ik ben noch jong genoeg.
Waerom mijn Lief mijn uytverkoren,
Dat gy wel weet,
Dat ik aen u heb mijn trouw gezworen,
Met een vasten Eed,
De son en maen die sijn getuyge
Van mijn trouwe Min,
Ach! ach! mijn Engelin,
Daer ick my nu voor buyge,
| |
[pagina 34]
| |
Als voor een Godin.
Verlaet doch al u forceren,
Om mijn bemint,
Want ick en kan noch niet resolveeren.
Om te zijn getrouwt,
Zijt gy met liefde overgoten,
So vliede ick van u,
En segt mijn Vrienden adieu,
Want ik met mijn speelnoten
Wil noch wat speelen nu.
Sullen de tranen van mijn oogen,
Die ick hier stort,
U steen herte tot liefde nimmer bogen,
Ick sal mijn doen te kort,
Ach schoon Princes wilt my aenschouwen,
Die hier mistroostig staet,
Eer dat door u gelaet,
Ia dit groot benouwen,
‘t ‘thert wort disperaet.
Ick wort beweegt al door u tranen,
En droef gesugt,
Dit tot medogen mijn jonkheyt, komt vermanen,
Door een blyd genucht,
Och minnaer wilt u tranen droogen,
En verlaten den rouw,
Mijn liefde is voor jou,
Ik sla genade toonen,
En schenken u de trouw.
Wat vreugt ontfangt mijn ziel met rusten,
Door dit gequel,
Ick schenck u een zee vol van wellusten,
Aen mijn schoon Isabel,
Ik sal mijn hert aen u beveelen,
Ach ick ben ontstelt,
‘t Is liefde die my quelt,
Doet my van vreugde queelen,
Schoonste Hemels beelde.
Wel laet ons van liefde houwen,
Noch wat gestilt,
Binnen een maent so sullen sy gaen trouwen
So ‘t den Hemel wil,
Hou daer mijn trou is u geschoncken,
| |
[pagina 35]
| |
Ach minnaer weest gerust,
Ach Isabel wat lust,
Ik wort van liefde droncken,
Lief noch eens gekust.
|
|