De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– AuteursrechtvrijOp een aengename Voys.Ruyter.
Dieu mijn Uytverkooren,
Lijntje mijn soete Lief,
Voor ‘t gerief,
Ik heb u mijn trouw gezworen,
Maer verbeyt de tijt, soete meyt,
Flinck, flonck, flonck larisette
So na de koy dat is moy.
Dochter.
Laet gy my nu alleyne,
En rijd gy na den strijd,
Och wat spijt,
Daer ik draeg een kintje kleyne,
Van u o Ruytertje soet,
‘t Is u bloed,
Flinck flonck flonck larisette,
So na de koy, Dat is moy.
Ruyter.
Och Liefste wilt niet klagen,
Ick moet nu na het veld,
Soete Beld,
Om den Vyand te verslagen,
De Trompette blaest ter eer,
In ‘t gewelt,
Flinck flonck flonk larisette
So na de koy, dat is moy.
Dochter.
| |
[pagina 29]
| |
Laet mijn dan mede rijden,
Ruytertje achter op ‘t Peert,
By den steert,
Nam ‘t Leger met verblijden,
Daer sal ik u dienen trouw,
Als een Vrouw,
Flinck flank flank larisette,
So na de koy, Dat is moy,
Ruyter.
Wat wil gy in ‘t leger make,
Daer blyft ‘er menig dood,
Sackerloot,
Het Kanon hoort men kraken,
Dan waert gy een Wedevrou,
Ia den rou,
Flinck flonk flonk larisette,
So na de koy, dat is moy.
Dochter.
Wat is daer aengelegen,
Al blijft ‘er eenen dood,
Door het loot,
Daer zijnder weer duysent tegen,
Dan neem ick een Cavelier,
Na de zwier,
Flinck flonk flonk larisette,
So na de koy, dat is moy.
Och Lief gy doet my doolen,
Ik blijf nu in schant, t’allen kant,
Gy hebt mijn eer gestoolen,
Maer ging ick niet groot,
‘t Waer geen noot,
Flink flonk flonk larisette,
So na de koy, Is niet moy.
Ruyter.
Adieu mijn lief met eeren
Gy hebt een jong Cavelier,
Voor pleysier,
En gy hoeft niet meer te leeren,
Verdrijft daer mee den tijd,
Soete meyt,
Flinck flonk flonk larisette,
So na de koy, dat is moy.
Oorlof gy meysjes trouwe
En gelooft de Ionckmans niet,
So gy siet,
Sy laten de moer ‘t kint houwen,
En sy rijden ter lande uyt,
‘t Is verbruyt,
Flinck flonk flonk larisette,
So na de koy, Dat is moy.
|
|