De nieuwe vermeerderde Haagse joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje
(1717)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Haagse Joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje, De– AuteursrechtvrijOp een soete Voys.
Krelis.
GOeden avont Marijtje van Oostzanen,
Ick heb jou Moeyje laest gefryt,
Ick moet het sourend gaen verhalen,
Wilt gy mijn Lief zijn dicke vette bolle Meit,
Ick sal jou schencken Bacchus tranen,
Doet mijn maer in ‘t kort bescheyt.
Mar. Wel Krelis ben gy buyte Sinne,
| |
[pagina 86]
| |
En wat slaet gy uyt voor praet,
En wilt so haestig niet beginne,
Versint mijn alderliefste soet jonge maet,
En wilt u eerst ter deeg berade,
Eer dat gy met mijn aen gaet.
Krelis.
Wel Marytje het zijnder geen grillen,
Want gy bent so braven Meyt,
Met een paer dicke vette volle bille,
Die van haer Mortje noch wat heyt,
Ik moet jou ook eens gaen verhalen,
Waer mijn vaertjes goet al leyt.
Krelis.
Ick heb mijn Vaertjes beste kleeren,
En drie stuyvers en een duyt,
Daer toe heb ik een manteltje met eeren,
Om soo te komen by so een soete lieve jonge Bruyt,
Ick zweer ick sal jou wel stoffeeren,
Ick heb mijn Vaertjes goet voor uyt.
Marretje.
Wel Krelis wel gy sout mijn wel bekooren,
En dat al door jou groote goet,
Ick moet jou oock eens laten hooren,
Ik heb ook voor uyt mijn moertjes goet,
Ik heb een Ezel met lange ooren,
Die ons altijd dienen moet.
Marretje.
Ik heb mijn Kalfjes ter Weyden,
En een Sog die werpen sal,
Ik heb mijn Schaepjes aen der heyden,
En nog een grooten hont op onsen stal,
Die als wy zijn met ons beyden,
Die ons wel beschutten sal.
Marretje.
Ik heb mijn potten en mijn pannen,
En een zije speck al in de schou;
Ik heb mijn henne en mijn hanen,
En mijn twee hamme zijn alleen voor jou
Ik heb mijn Eende en twee Zwanen.
Eee een nieuwe Melck mouw.
| |
[pagina 87]
| |
Krelis.
Wel Marijtje wy zijn rijcke lieden,
Leggen wy ons goetje by malkaer,
Ik zweer ik sal u van avont eens soene,
Want wy zijn dat soete lieve jonge paer,
Wy sullen van avont mosseltjes kruijen,
Met de armtjes door malkaer.
|
|