De nieuwe vermeerderde Haagse joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje
(1717)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Haagse Joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje, De– Auteursrechtvrij
[pagina 77]
| |
Lief ten velde in,
ons Schaepjes die gaen grasen,
Langs de klaver-wey,
Treedet al met behagen
In dit groene kleyn,
Lief Herderinne reys.
Herderinne.
Wie hoor ick voor mijn Deurtje staen,
Die so droevig komt klagen,
Minnaer met behagen,
Laet mijn ruste maer,
Mijn Schaepjes zijn nog stille,
Samen in het Kot,
Philander laet u Minne,
Gy hout mijn de Sot,
Daerom dog niet meer spot.
Herder.
Och waerde schoonste Flora,
’t Is u Herder Philander,
Gaen wy met malkander,
Langs de Groene Laen,
Schoon Liefde Sonne schijnet,
Van u soet gesigt,
De Nagt die is verdwijnet,
Siet het Morgen-ligt,
Schijnt schoon in mijn gesigt.
Aenschouwt ons Vee al in dit dal,
Dat so vrolijk komt springen,
Lief laet u stem singen,
met een bly geschal,
De Soete Sonne-stralen,
Komen nu so bly,
sy ligten ’t Aertrijck klare,
Met so blijden schijn,
Lief Herderinne fijn.
Harderinne.
Al langs de Linden schoon en groen,
Daer aen de Water–beecken,
Daer sal ick u spreken,
Herder al so koen,
Daer meugt gy mijn verblijden,
Aen de Linden schoon,
Want al u soete vlyen,
Herder al so schoon,
Verheugen mijn Persoon.
| |
[pagina 78]
| |
Herder.
Wat groote vreugt is dat voor mijn,
Dat mijn beminde Herderine,
’t Velt sal komen inne,
By haer Herder sijn,
Ick verwagt u met vreugde,
Edele maget schoon,
En dat in eer en deugde,
Og Flora soo schoon,
Mijn Liefste Bruydt ydoon.
Herderinne.
Laet mijn Lammeren uyt de Stal,
En laetse vast gaen speelen,
En malkander streelen,
In dit groene dal,
Dan sullen wy gaen paren,
En dat uyt liefde soet,
En so te saem vergaren,
Philander Herder goet,
In Eer en deugde soet.
Herder.
Ick danck u waerde Herdernin,
Uyt Liefde voor u trouwe,
Overschoone Vrouwe,
Waaerde Engelin,
Dat ick u lief mag trouwen,
Edele Herderin,
De Trouw sal u niet rouwen,
Och mijn schoon Godin,
Ick anders niemant min.
Besluyt.
Komt Herders en Herderinne goet,
Vlegt nu een Kroon vol eere,
Voor die maget teere,
En vlegt een krans van bloemen,
Voor die jongen spruyt,
Mijn schoonste Herderinne,
Die is nu mijn Bruyt,
Roept het vry overluyt.
|
|