De nieuwe vermeerderde Haagse joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje(1717)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Haagse Joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een nieuw liet, van Piramis en sijn Herderin, op een aengename Voys. O Dag, o blijden dag die ik heb gevonde, En doen ick mijn trouw aen hem had verbonden, den Herder Piramis, Leyt in een Wildernis, langs een klaer waterkant, Daer rust hy op sijn hant. Ik wil hem niet verstooren in sijn slape, Hy is vermoet, hy gaet om rust te rape, Slaept Herder slaept gerust, Tot dat gy uwen lust, Sult hebben doorgebragt, Al waer het den heelen nacht. Daer mee soo wil ik dan mijn Schaepjes weyden, En wacker maken eer ik van hem sal scheyde, en siet mijn droevig hert, Dat barst van minne smert, Mijn Schaepjes allegaer, adieu ik volg hem naer. Cupido gy hebt mijn hert en ziel bedorven, [pagina 6] [p. 6] Uyt minne-brant alleen is hy gestorven, Mijn dunkt ik sie sijn bloedt, gestort onder de voet, en ik beef van schrick en schroom, Als ik aensie den Boom. Den Boom daer hy aen lag, vol van genugten, Die is besproeyt en hy draegt schoone vrugten, den Boom staet altijt root, En brengt sijn vrugten voort, Om dat besproeyt is, met ‘t bloet van Piramis. Met sijnen degen dan, wil ick mijn doorsteke, en met mijn hand soo wil ik sijn dood wreke, en schrijven op sijn graf, met goude letters af, Herder en Herderin, zijn gestorven door de min. Vorige Volgende