Een nieuw lied, van een klagende jongman(ca. 1800)–Anoniem Nieuw lied, van een klagende jongman, Een– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Een nieuw Zeemans Lied, Van een jong Perzoon, welke in zyn 21 Jaar zyn Regter Been op Zee verlooren heeft, en thans nu zo moet zwerven. Wys: Van de Jager. 1 Ach vrinden komt hier in 't ronde, Ik zal u de zaken verkonden in 't lied, Ik zal u verhalen in myn jonge dagen, Wat my is geschied, Dat baart my verdriet. 2 Ik was in 'bloeijen van myn jaaren, Als dat ik my reeds ging begeven op Zee, Dat ik ben gaan varen, bragt my in bezwaren, In een groot verdriet. Zo een elk aan myn ziet. 3 Een Kogel die heeft myn getroffen, Dat storte myn daar in smarte en verdriet, Dat noodlot moet ik dragen, dat is Gods behagen, Tot dat de bleeke dood, Myn rukt uit de nood. 4. Op 't Schip de Brutus heb ik dienst genomen, De Admiraal Kikkerk was myn Kommandant, Daar is het noodlot myn overkomen, Dat ik zit in de schroomen En in groot verdriet, Menschen denkt om dit Lied. 5 Dus menschen denk hoe ik moet zwerven, Want Vader en Moeder die heb ik niet meer. Nu ben ik verlaten, van vrinden en Kameraden, Maar ik hoop de goede God, Vertroost my in myn lot. 6 Nu smeek ik aan alle goede menschen. Aan klein en groot of wie 't mag zyn, Dat een elk wat mag geven, Daar ik van kan leeven, Dat God stuurt in uw hart, Menschen gedenkt aan myn [smart]. EYNDE Vorige Volgende