Waar het op neerkomt
Enkele minuten met Verspoor en Brandt Corstius
Maatstaf staat er vol van. Literair en universitair Nederland hebben hun zo lang reeds ontbeerde rel die veel goed maakt van de schade aangericht door de droogte in de afgelopen zomer. Heeft David Goliath geveld? Een verwoede kleine Spaanse toreador met bloedrode mantilla de grote stier gedood in de Haagse arena? Het heeft zich integendeel afgespeeld bij de stoep van de universiteit op het stille pleintje te Utrecht, waar plotseling een onvoorzien bloedbad werd aangericht. Terwijl aller ogen in Nederland nog in spanning gevestigd waren op het conclave der Leidse studenten of reeds de pers de keuze bekend zou mogen maken van de Architecten geroepen voor de Wederopbouw van Societeit Minerva; terwijl de Amsterdamse kinderrechter zich opmaakte om P.C. met een draai om de oren te straffen alvorens de doodstraf uit te spreken over Lunshoff, die zich reeds gedoodverfd dacht als opvolger van Luns, en terwijl men zich algemeen afvroeg of er nog meer vrouwelijke hoogleraren in Wageningen moesten vallen door de schoten van wraakzuchtige Oosteuropese landbouwstudenten, steeg een kreet van vergelijkende ontzetting op over het bloedige drama te Utrecht.
Waar komt het nu eigenlijk op neer? Dolf Verspoor heeft zijn werk aan de vertaling van Nederlandse poëzie, dat zeer goed aangeschreven staat, geruime tijd onderbroken en met geen vlooien schuwende ijver, en een tot leedvermaak aangroeiende bittere wellust van dat-weet-ik-beter-dan-jij-hooggeleerde (een woord in de Nederlandse taal meestal gebruikt als inleiding om iets onaangenaams te zeggen) alle mogelijke en onmogelijke vergissingen uit het werk van B.C. op tafel uitgespreid. Brandt Corstius, die de laatste jaren in een soort stenguntempo publikaties afvuurde, bezeten van de drang om de literatuur te zien en te beschrijven als