A. Marja
Greshoffelijkheden
Met zijn recente roman De Nikkers heeft de vlaamse schrijver Piet van Aken een genadeloos requisitoir geleverd tegen kolonialisme en rassendiscriminatie. Het boek speelt in Kongo en bevat het in de ik-vorm gestelde relaas van een bijzonder onguur individu, Robert Meermans, die niet alleen erg ‘handig’ met kleurlingen weet om te gaan, maar ook de sexuële frustratie vertoont, die bij rassenkwesties haast altijd een rol speelt, en waarzonder de lynchpartijen in Amerika voor de betrokken misdadigers heel wat minder opwindend zouden zijn! Hij is een man, die ‘nikkers’ haat en veracht, hen weet uit te buiten, en tegelijk zijn pleziertjes wel wil beleven met een mooi, donkerhuidig meisje, tegenover wie hij - hoe kan het anders? - als een ploert optreedt.
Het is een boek geworden dat mij beslist heel wat sterker lijkt dan Van Akens vorige roman De wilde jaren, waarin hij het ‘nozem-probleem’ stelde, zonder dat hem dit gelukte. Ik merk dit op, om niet de indruk te wekken à tort et à travers een bewonderaar van zijn werk te zijn.
Ik heb echter mijn ogen uitgewreven, toen ik in de haagse krant Het Vaderland d.d. 30-1-60 de uitvoerige kritiek las, die Greshoff aan De Nikkers heeft gewijd. Mijn ogen uitgewreven en niet alleen maar gelachen, zoals meestal bij Greshoff's schrijfsels in dit blad, die, geloof ik, alleen nog door ex-KNIL-officieren en een bepaald soort haagse dames au sérieux worden genomen. Met literatuur-kritiek hebben ze weinig te maken, maar in de loop der jaren heeft men er heel wat uit kunnen vernemen, bij voorbeeld dat de heer Greshoff een hekel heeft aan amsterdamse tramconducteurs, dat hij tegen sexuële voorlichting is en dat men de echtgenote van Adriaan van der Veen niet mag tutoyeren. Voorts dat hij Eenzaam maar niet alleen letterkundig een bijzonder waarde vol boek vindt. Wat dit laatste betreft: men mompelt, dat hij zo graag weer eens een ridderorde op de borst gespeld zou krij-