De Nieuwe Stem. Jaargang 13
(1958)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 649]
| |
G.J. Geers
| |
[pagina 650]
| |
maar doordat er een dusdanige tweestrijd in hem gaande is - waarvan hij zich waarschijnlijk niet bewust is - dat ze zijn bedoelde stukken verward en onevenwichtig maken. Het zij mij veroorloofd dit toe te lichten met een enigszins stilistische uiteenzetting. Hoe anders dan uit zo'n innerlijke tweespalt is het te verklaren dat een zo fijn stilist en geoefend schrijver zegt (N.R.C. 20-5-1958): ‘Waartoe hij (bedoeld is de geest van capitulatie - G.) nu zal leiden, kunnen wij slechts bevroeden. In elk geval naar een communistische heerschappij.’ Hoe komt het dat Van Huet niet gemerkt heeft dat ‘slechts bevroeden’ en ‘in elk geval’ met elkaar in strijd zijn? Door zijn angst voor het nieuwe, door zijn innerlijke onzekerheid die als compensatie heftige verzekerdheid hem opdringt. Verderop treedt weer die gespletenheid aan de dag, in de zin: ‘Laten wij aannemen dat de afwezigheid van atoomwapens hier in Europa ons voor een atoomoorlog behoeden zal, met als prijs natuurlijk een Russische overheersing.’ Waarom dit al te natuurlijke woord ‘natuurlijk’? Omdat Zandlopertje weer zijn eigen onzekerheid het zwijgen moest opleggen. Hij had immers o.a. de artikels van Shapiro in de N.R.C. gelezen, waaruit bleek dat het Russische volk de oorlog als de grootste ramp beschouwt. Hij weet immers dat Oost en West - duidelijker gezegd: Rusland en Amerika - elkaar wantrouwen, elkaar vrezen. Hij kon weten - als intelligent krantenlezer - dat Rusland veel minder dan Amerika behoefte heeft aan oorlogsvoorbereiding - die een in zich onproductieve industrie onderhoudt - omdat het Russische volk zo'n ontzaglijke behoefte heeft aan nuttige industrie-producten. Hij kon weten dat dit een van de redenen was waarom Chroestsjof de plaats van Stalin innam. En heeft hijzelf ons niet verteld over het boek van B. Roeder ‘Der Katorgan’ waarin verteld werd dat 30 van de 200 miljoen Russen in concentratiekampen zitten, omdat ze in de oppositie zijn tegenover de gang van zaken, wat wel bewijst - ook bij de grootste overdrijving - hoe groot de spanningen zijn. En waarom schrijft hij, nog iets verderop: ‘Goed, er zouden dan geen Russische bommen gevallen zijn, maar zijn Amerikaanse bommen (die op de Russische bezettingstroepen zouden geworpen worden) dan zo aangenaam?’ Waarom gaat de zo fijngevoelige v. Huet hier badineren? Omdat hij beter weet, omdat hij weet dat Rusland niet door West-Europa wordt in bedwang gehouden - Adenauer heeft het immers gezegd dat de Duitse atoombewapening nog wel 2 jaar opbouw nodig heeft! - maar dat het, als het tot oorlog kwam, zijn bommen | |
[pagina 651]
| |
per vliegtuig en zijn bommen per lange-afstandsraket op zijn enige tegenstander van portuur, op Amerika zou gooien, v. Huet neemt zichzelf niet ernstig - vandaar die badinerende toon - omdat hij goed weet, evenals de Russen, evenals de Amerikanen, dat de atoomoorlog, waar ook gevoerd, de mensheidsmoord en dus de zelfmoord betekent. Toch schrijft hij nog eens: ‘Op gelijke voet onderhandelen kan men alleen, als men ook op gelijke voet bewapend is.’ En waarom onderhandelt men dan niet? Wie van beide partijen voelt zich dan (nog) niet op gelijke voet? Gelooft v. Huet dan werkelijk in de ‘deterrent’ in de steeds grotere ‘deterrent’ en kan hij niet ‘bevroeden’ wie die wedstrijd in ‘deterrents’ zal winnen? Of zou het zo zijn dat het Westen, met name Amerika en... enkele Nederlandse politieke partijen,Ga naar voetnoot1 niet willen onderhandelen en zeker niet tot een belangrijke ontwapening willen komen, omdat dan de ‘recessie’ een crisis, een krach van werkloosheid zou worden? En omdat ze weten dat dan de economische strijd zou komen, die nu al oplaait. Neen, de heer v. Huet - en nog zeer velen met hem - kunnen alleen in termen van geweld spreken en, aangezien gezegd is ‘one world or none’ en daarmede de ware situatie is geformuleerd, heeft zulk spreken geen ‘zin’, zit er geen denken, geen gericht, produktief denken achter. Het is volkomen verouderd en on-reëel zo te ‘denken’. Men merkt dan ook hoe zinloos of liever onzinnig dit denken wordt aan het slot van Zandlopers artikel dat ‘Mening’ heet (N.R.C. 20-5-1958) en waar de schrijver een principiële ontwapenaar als een heldhaftige ziet en denkt dat er slechts enkelen zijn. In Noord-Holland alleen waren er 35.000 die bij de Statenverkiezingen op de Pacifistisch Socialistische Partij stemden; daarvan zal een heel groot gedeelte van die ‘ontwapenaars’ zijn; op 28 mei, bij de gemeenteraadsverkiezingen, bleken die ‘heldhaftigen’ ook in vele andere plaatsen te zitten en hoevelen zullen er in 1960 in het hele land zijn?... Als er dan tenminste nog sprake van parlementsverkiezingen is! Het zinloze schuilt ook in deze uitlating: ‘Deze heldhaftige heeft niet het recht een geheel volk of de bevolking van een werelddeel zijn mening op te leggen en hen, al is het maar moreel, te dwingen, een weg te betreden die uiteraard alleen maar vrijwillig kan zijn.’ Afgezien van de verwarde taal die | |
[pagina 652]
| |
blijkt uit ‘een weg die vrijwillig is’ - deze twee woorden konden alleen door hun alliteratie met elkaar in verbinding komen! - zijn ook de denkbeelden verbijsterend. Om te beginnen: hoe zullen die ‘enkele’ heldhaftige ontwapenaars de rest dwingen? En wat wordt bedoeld met ‘moreel dwingen’ in dit geval? Een beroep doen wellicht op dat deel van Zandlopers persoonlijkheid dat ook niet meer in geweld gelooft? Beslist uitgesloten lijkt mij dat die P.S.P., ook al zou zij over 2 jaar 60% van de Nederlandse kiezers op haar hand hebben, de overige 40% tot iets zou dwingen. Slechts als het er om gaat pathologische misdaden te verhinderen, hoopt zij, veronderstel ik, over zo'n sterke internationale algemene opinie te beschikken, dat die misdadigers wijselijk van hun aanslagen en waanzinnige plannen zullen afzien en zo ze dat zelfs dan niet zouden doen, zou een internationale politiemacht hen daartoe moeten dwingen. Maar alle werkelijke ontwapenaars zullen ervan overtuigd zijn dat men van vele mensen niet terstond nieuwe inzichten kan verwachten, en van bepaalde, door hun verwrongen karakters en mentale defecten zwaar gehandicapte mensen zelfs nooit. Maar er is een goede kans dat de mensheid en vooral de jeugd zulke geschondenen en psychisch verminkten niet lang meer op verantwoordelijke posten zal plaatsen.Ga naar voetnoot2 Nog even mag hier opgemerkt worden dat de heer Van Huet zal begrijpen dat de ontwapenaars - ik ben hem innig dankbaar voor dit goed-klinkende, zuiver-Nederlandse woord, dat nu door geen enkele eenvoudige in de lande meer met passivist of fascist kan verward worden - van hun kant op hun recht staan om niet gedwongen te worden de weg van het geweld en dus van de zelfmoord en de genocide op te gaan. Het compromis tussen beide groepen lijkt het eenvoudige idee van de grote historicus Toynbee, die meende dat in dit dilemma de anti-ontwapenaars, zoals hij zelf, dan maar met een dosis vergif in de zak moeten lopen. De heer Van Huet is na dit artikel van 20-5-1958 zeer terecht niet opgehouden met ‘denken’. Hij drukt dit in zijn artikel ‘Moraal’ van de dag daarop wel eigenaardig uit, nl.: ‘Wanneer men over de atoombom en meer in het bijzonder over een mogelijke atoomoorlog begint na te denken, staan de gedachten niet zo gemakkelijk stil.’ Het eigen- | |
[pagina 653]
| |
aardige is dat het hier wordt voorgesteld alsof ‘men’ (of is het hier Van Huet alleen?) nu pas en bijna toevallig over dit onderwerp kon gaan nadenken. Eigenaardig is ook het woord ‘gemakkelijik’, dat te kennen geeft dat de artikelschrijver geprobeerd heeft er niet verder over na te denken, maar dat hem dit niet goed gelukte. Is het niet meer dan eigenaardig en welhaast abnormaal dat een zo spits man als Zandloper nu pas over de atoombom is gaan denken? Moest het hem met zijn wijsgerige inslag niet opgevallen zijn dat de ontdekkingen op kerngebied allereerst op een wapen, een bom, op vernietiging i.p.v. op nut en opbouw gericht blijken? In dit artikel is dit dan ook inderdaad het geval, al drukt hij dat omslachtig aldus uit: ‘Wij waarderen grote getallen. Wij komen onder de indruk van miljoenen... Deze vreemdsoortige behoefte kent geen grenzen. Zij hoort waarschijnlijk bij ons, zo goed als de atoombom bij ons hoort’ (mijn cursivering, G.). Dit is niet helemaal waar: die bom behoort bij het Pentagon en bij het Kremlin, bij de machthebbers en de geweldaanbidders van deze planeet - en hun triest gevolg van radelozen en levenshaters, van betaalden of door hun publiciteit stomp gepraten en verdoofden. De atoombom èn die grote getallen horen eigenlijk helemaal niet bij de fijngevoelige Van Huet, de man wiens gevoel voor het tere, het verdrukte en trieste uit dozijnen stukjes is gebleken. Hij vlucht met zulke ingenieuze maar holle uitspraken in het fatalistische, het anonieme, het door-de-tijd-ons opgelegde. Maar de tijd legt ons niets op, wij leggen en drukken de tijd iets op, nl. de stempel van onze geest, het juk van onze idealen, de macht van onze daden. Waarom anders schrijft Van Huet? Toch zeker om iets in zijn lezers, dus in de wereld te veranderen. En toch vlucht hij in het anonieme van ‘de tijd’ en de vaagheid van de ‘wij’ als het om de atoombom gaat. Is die dan geen mensenwerk? Vraag het maar aan de geleerden die hem voorbereiden, aan Hahn en zijn collega's in Amerika en Rusland! Wij kunnen hen ook van die taak ontslaan. Wij kunnen ons geld hiervoor niet beschikbaar stellen en bijvoorbeeld wel voor rustige, niet overhaaste en dus niet gevaarlijke proeven voor vreedzaam gebruik van kernenergie. Hebben hij en ik en de meeste mensen dan niet meer onze ‘vrije wil’? Moeten wij aan de techniek ons onderwerpen of is deze onze slaaf, nu de menselijke slavernij langzaam aan verdwijnt? Moeten wij in auto's gaan zitten en in vliegtuigen, Van Huet en ik? Moeten wij naar alle films gaan kijken, hij en ik? Moeten wij atoombommen aanvaarden en raketten en hun bases, hij en ik en alle mensen? En moeten | |
[pagina 654]
| |
wij, wij allemaal, goed vinden dat verdwaasde medemensen miljarden aan geld en hoogste menselijk vernuft naar de maan slingeren, terwijl deze aarde nog nauwelijks bewoonbaar is voor tweederde van de mensen? De heer Van Huet moet alleen helder schrijven, dat brengt zijn verantwoordelijkheid van kundig en vooraanstaand journalist en van behoorlijk mens mee. Hij moet zijn struisvogelinstincten beheersen en niet als een inktvis zich hullen in taalvertroebeling. Hij mag bijv. niet schrijven dat ‘de oprecht verontwaardigde tegenstanders van een atomaire bewapening op de massa teruggrijpen, als zij naar argumenten zoeken en indruk willen maken.’ Hij had moeten zeggen: ‘Met massale cijfers aankomen,’ maar er was iets dat hem belette helder te zijn. Evenals in de woorden ‘naar argumenten zoeken’, want deze liggen - zelfs in Nederland - voor het grijpen (afd. Natuurkunde Kon. Academie van Wetenschappen, Memorandum Ned. Kernfysica, verzoek van 500 Ned. artsen, artikels van geleerden als prof. De Froe, prof. Groenewold, dr. Tolhoek, etc.). Dan volgt trouwens alweer zo'n struisvogeluitspraak, zo'n zin die het geval buiten de menselijke werkelijkheid plaatst, nl.: ‘Maar zij zeggen er, moreel gesproken, niets mee. Moraal en kwantiteit laten zich niet rijmen.’ Dan zou er dus geen verschil zijn tussen infanteristen die elkaar in een loopgraaf met de bajonet te lijf gaan en uit lijfsbehoud elkaar doden, èn een Hoge Autoriteit die het sein geeft dat de bommenwerpers moeten opstijgen en hun waterstofbommen neergooien, waarbij niet dienstplichtige soldaten maar vrouwen, kinderen en kindskinderen zullen vernield of erfelijk misvormd worden. Ergens kan kwantiteit in kwaliteit overgaan. Maar... er is hier helemaal geen sprake van moraal, maar van verstandsverbijstering, waanzin en amok. Op dat laatste verschijnsel, ons bekend uit primitieve maatschappijen, lijken atoombomproeven, dreigen met atoombommen en ermee oorlogvoeren immers het meest. Hier is geen kwestie van goed of kwaad, dus van moraal, het gaat er niet om dat men onze, de Westerse cultuur en de Westerse vrijheid met dit middel zou kunnen beveiligen of redden. Reeds nu in het stadium van proeven en voorbereiding schept men de omstandigheden waardoor duizenden kinderen jaarlijks ter wereld komen die de afschuwelijkste beschadigingen door radioactiviteit vertonen. Reeds nu is de keiharde, egoïste waanzin zo groot dat men doorgaat met die proeven - niet in Nevada, maar in Eniwetok! - ondanks de smeekbeden van het Japanse volk en z'n regering. Reeds nu zijn we twee keer op het randje | |
[pagina 655]
| |
van de atoomoorlog, dus van de totale ondergang van menselijk en ander leven geweest: eerst in de dagen van Suez, toen de inlichtingen meldden dat Russische vliegtuigen over Perzië kwamen aanvliegen en de Westersen, in beraadslaging bijeen, reeds op het punt stonden hun tegenmaatregelen te nemen, toen gemeld werd dat de berichten onjuist waren; een tweede maal, toen de radarschermen van de U.S.A.-luchtmacht meldden dat vreemde vliegtuigen met supersonische snelheid op Amerika kwamen aanvliegen en generaal Curtis de May de wereld door zijn aarzeling gered heeft, want... ook deze berichten bleken een technische vergissing. De lezers van de N.R.C. verwachten van Zandlopertje een woord van menselijkheid, een gedachte die naar de diepte en het authentieke voert. Maar in deze problemen scheept hij hen af met vaagheid, ontmoediging, berusting: berusting niet in God, wat van hem als katholiek kon verwacht worden, maar in oncontroleerbare, mystiekerige machten van de tijd. Maar het menselijke en religieuze in hem doet daaraan niet helemaal mee, en zo klinkt heel zijn artikel van 21-5 vals. Wat bedoelt hij tegen het einde als hij schrijft dat we ons zo sterk mogelijk moeten maken? Geestelijk of nuclair? En waarom raadt hij ons tenslotte ‘maar liever niet af te wijken van de oude moraal’? Bedoelt hij met ‘oude’ die van het Oude Testament, het ‘oog om oog, tand om tand’? Of die van Christus uit de Bergrede? Of die van Machiavelli en zijn ‘ragione di Stato’ (redenen van Staat) of die van Napoleon, die zei dat God altijd voor die partij kiest, die de sterkste artillerie heeft? Is voor hem de ‘oude’ moraal de dubbele moraal die aan staten wel veroorlooft wat voor individuen verboden en immoreel is? Van Huet kan niet zien dat de mensheid - zij het dan ‘on the razor's edge’ - in haar benauwenis, in haar onbewust wantrouwen tegenover de personen en groepen die, door hun dwanggedachten gedreven, op massamoord en dus op totale en essentieel totalitaire zelfmoord aansturen, wat het ‘morele’ betreft zal kiezen voor iemand als Albert Schweitzer. Een ‘Albert Schweitzer Comité tegen atoombomproeven’ te Groningen heeft wel kunnen vaststellen, dat daar waar het dorpen of straten volledig heeft kunnen bezoeken, ± 95% van de gevraagden zonder aarzelen de lijsten tekenden. Maar de mensheid zal dit niet als een ‘moraal’ zien en voelen, doch eenvoudig als een begin van een nieuw geloof - in de zin die Ortega y Gasset, aan Van Huet zo goed bekend, daaraan geeft -: het geloof dat oorlog heeft afge- | |
[pagina 656]
| |
daan als middel om moeilijkheden tussen volken op te lossen en onenigheden tussen hen te beslechten. De mensheid zal in dit kritische moment zich gaan bevrijden van een leiding van verdwaasde, neurotische ‘managers’ - die haar in een langdurig proces van ontmenselijking en verstatelijking zijn opgedrongen - alleen maar omdat die haar tot de ondergang voert. Zij is nog niet toe aan de moraal van een Schweitzer van ‘eerbied voor het leven’, ze is nog niet toe aan Ortega's filosofie van de levende rede, zij beseft nog niet werkelijk de konsekwenties van het ‘one world or none’. Maar wel voelt zij dat, zoals Ortega zegt, het leven van de mens, ‘van ieder mens op zichzelf’, uiteindelijk en fundamenteel de enige werkelijke realiteit voor hem is. De Duitsers die betogen tegen de ‘atoomdood’ drukten het snerpend juist uit: ‘Wij willen ook 82 jaar oud worden’, omdat ze voelden dat de oude Adenauer het leven vrijwel achter zich heeft en in ieder geval dat zijn leven niet het hunne is, niet het leven dat zij alleen kunnen leven en waarvoor zij alleen verantwoordelijk zijn. Hierover geen positieve of negatieve overtuiging te hebben, legt Van Huet en zijn soortgenotenGa naar voetnoot3 de plicht op over de problemen van vandaag en morgen te zwijgen, want zij zijn bang voor de vrijheid en dit maakt het hen onmogelijk in vrijheid hun standpunt te kiezen. Men zag het aan Van Huet toen hij in sept. 1957 over ‘Vrijheid’ schreef. Hij deed geen poging om het probleem te verhelderen door gebruik te maken van de begrippen ‘fear for freedom’ en ‘escape from freedom’, waarover dr. Erich Fromm zo duidelijk heeft geschreven. Noch zei hij eerlijk dat hij bang is voor de vrijheid, dat hij in angst en twijfel verkeert doordat hij niet de nieuwe levenshouding aandurft die zich aan de wereld opdringt en die alleen in staat zal zijn de wereld in dit stadium van objectieve, technische ontwikkeling te beheren en te organiseren. De levenshouding die Fromm ongeveer samenvat in: actieve solidariteit met alle mensen, liefde en werk die verbinden met de wereld, niet meer door primaire bindingen maar als vrije en onafhankelijke persoonlijkheden. De onvrije kan hunkeren en terugverlangen, weemoed en pessimisme zijn hem dierbaar, ingenieus en origineel kan hij op duizenderlei manieren zijn. Alleen de vrijheid en de weg daarheen zijn hem onbekend. |
|