Kurt Baschwitz, De strijd met den duivel, 1948.
433556 duivels en duiveltjes zijn er; bij het sterfbed van een abdis moeten ze allen eens bij elkaar geweest zijn. Geen wonder, dat dit boek 550 bladzijden telt. Maar in ernst: voor het machtige en machtigbelangwekkende onderwerp is het eer te weinig dan te veel.
Waar zijn de heksenprocessen - want daarover vooral handelt de S. - uit te verklaren? Niet uit oud volksbijgeloof - al speelt dat een rol -, niet uit reactie op de Mariaverering, zoals ook wel betoogd is, noch uit een ‘mannenprotest’ tegen het begin van de emancipatie der vrouw en evenmin schuift prof. B. het op de brede rug van de ‘domme massa’. Integendeel: de ‘duivelisten’ moet men onder de ontwikkelden zoeken: juristen en geestelijken. S. ziet de vervolgingen als ‘een partieel schrikbewind van een gewelddadige minderheid, met in zijn gevolg een ‘kettingreactie van angst- en schuldgevoelens’ en als gevolg een tijdelijke en plaatselijke ‘massale verstandsvertroebeling’.
Tegelijk schildert hij, hoe het tenslotte gelukte de ‘verlammende ban van het slechte geweten te breken’ en in dat verband de grote bestrijders van de waan en hun werk: Wier, Spee, Naudé, Bekker, Webster en Thomasius. ‘De strijd gaat verder’ heet het laatste hoofdstuk met een duidelijke toespeling op verwante verschijnselen in onze tijd. Want ook nu is de ‘strijd met de duivel’, d.w.z. in de vizie van de S., de strijd ‘tegen de verlammende angst voor de vermeende overmacht van het kwade in de wereld’ nog niet volstreden.
Met twee opmerkingen en twee vragen zou ik tenslotte nog van mijn belangstelling in dit boek willen getuigen. Ik had het graag straffer gecomponeerd en wat beter geschreven willen zien. En ik vraag: 1. is het historische wel tot zijn recht ge-