Bonae litterae
Paul Schrecker, Work and History. An essay on the structure of civilization, Princeton Univ. Press. Princeton, New Jersey, 1948. XVIII + 315 p.p.
Elders, in het Tijdschrift voor geschiedenis, heb ik dit boek uitvoeriger besproken. Hier moet een aankondiging volstaan, die het, uiteraard, nog minder recht kan doen dan een zelfs uitvoerige bespreking. De S. heeft niet meer of minder voor ogen gestaan dan een oplossing van het aetiologisch probleem der geschiedenis. Is er, zo vroeg hij zich af, niet een mogelijkheid de bonte veelheid van ‘oorzaken’ die de historici onderscheiden, terug te brengen tot één agens. Hij meent van wel en hij noemt die agens ‘werk’. Maar ‘werk’ in die zin moet dan, volgens hem, door het volgende worden gekenmerkt. 1. moet het zijn: afgifte van energie, bestemd om weerstanden te overwinnen 2. het moet een verandering teweegbrengen 3. het moet iets zijn, waaraan, bewust of onbewust, behoefte bestond en 4. het veronderstelt, dat het object, waarop het werk gericht is, vervolmaakbaar zij om het steeds geschikter te maken tot vervullen van een norm.
S. laat dan zien, hoe er in de verschillende beschavingsprovincies, ‘gewerkt’ wordt op verschillend niveau - door wat hij, overal, ‘apostels’, ‘priesters’ en ‘leken’ noemt, maar in alle provincies in wezen op eendere wijze. Die beschavingsprovincies zijn: politiek, wetenschap, religie, kunst, economie en taal.
Met het bovenstaande is de overrijke inhoud van dit moeilijke, maar merkwaardige boek nog geenszins uitgeput. Er volgen nog twee gedeelten, waarop hier nader in te gaan, intussen weinig zin heeft. Degeen immers die zich voor theoretisch-historische vraagstukken interesseert zal na de lectuur van het voorgaande zich al wel voorgenomen hebben, stellen wij ons voor, niet te rusten, voor hij het boek ter bestudering op zijn schrijftafel heeft liggen, terwijl degeen die geen belangstelling voor dergelijke vraagstukken heeft, haar ook niet zal krijgen door de blote opsomming van titels van hoofdstukken en voor meer biedt dit bescheiden tijdschrift geen ruimte.
Maar ‘werk’ in de zin van de S. is zijn boek zeker. Er is energie aan besteed om de weerstand te overwinnen van de weerbarstige stof - en van de normale historicus, wie al dit getheoretiseer onvruchtbaar of erger nog voorkomt. Een verandering brengt het ook teweeg in de opvatting van de lezer, die zijnerzijds de energie wil besteden, het boek te bestuderen. Vereist werd dit werk ook in de provincie der wetenschap, district: cultuurgeschiedenis, want nog altijd is de veroorzakingsleer in de geschiedenis een diep geheim - een geheim, voor welks oplossing, onnodig te zeggen, ook 's schrijvers krachten niet toereikend waren, maar waarvoor hij toch wel een bijdrage geleverd heeft, die zijn boek een plaats in deze rubriek ruimschoots doet verdienen.
R.