De Nieuwe Stem. Jaargang 4
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 253]
| |||||||||||||
N. Krusemeyer-van Iersel
| |||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||
zich meer dan eens door hem meevoeren op zijwegen. Wel een bewijs voor het buitengewone formaat van de Engelse oorlogsdictator. Tot ons geluk, en dat van alle door Duitsland bezette gebieden, vond hij tegenover zich een figuur als Roosevelt. De president van de Verenigde Staten was wel niet zo onbaatzuchtig [in nationaal opzicht] als velen hem graag willen zien, maar de belangen van zijn land eisten een snelle beeindiging van de oorlog en daar is steeds zijn voornaamste streven op gericht geweest. Dat de invasie in 1944 eindelijk kwam, was een compromis tussen de Amerikanen, die al veel vroeger en de Engelsen, die nog later, misschien wel in het geheel niet, hadden willen landen. Het is opvallend welk een beslissende rol in deze oorlog door enkele individuen gespeeld is. Hoewel de As hoogstwaarschijnlijk toch wel verloren zou hebben, kan niemand zeggen langs welke weg de overwinning bereikt zou zijn als niet juist Churchill, Roosevelt en Stalin de ‘Grote Drie’ waren geweest. Zoals hun leiders in vele opzichten tegenover elkaar stonden, zo vormden de Engelse en Amerikaanse officieren geenszins een homogeen werkende ploeg, die slechts één doel voor ogen had. De Engelsen voelden zich superieur, nog terend op de roem van de gewonnen ‘slag om Engeland’, waren veel beter getraind in de behandeling van politieke problemen, vol reserve en rustig hun kansen afwegend. De Amerikanen, overvloeiend van onberedeneerd zelfvertrouwen en beter uitgerust, voelden zich toch in hun enigszins naieve houding tegenover allerlei problemen, onbewust de minderen van hun zoveel levenswijzere collega's. Het mag van een kant een wonder heten dat deze diepgaande verschillen en nationale gevoeligheden de uitvoering van een operatie als ‘Overlord’ uiteindelijk niet hebben verhinderd en dat deze heterogene elementen tenslotte tot een dergelijke krachtsinspanning, die coordinatie van alle beschikbare krachten eiste, in staat zijn geweest. Dit laatste lijkt ons niet in geringe mate te danken aan de staatsmanskunst en realiteitszin van de opperbevelhebber van de geallieerde expeditiemacht - Generaal Eisenhower -, die niet ophield verzoenend, coordinerend en regulerend te werken en het grootste deel der politieke problemen, die hij te behandelen kreeg, bevredigend wist op te lossen. Zijn militair genie schijnt voor alle deskundigen wel buiten twijfel te staan. Het was begin 1942 dat de mogelijkheid van een geallieerde invasie in het Westen het eerst ernstig overwogen werd. De oorlogssituatie was voor de geallieerden verre van gunstig. De Duitsers dreven de Russische legers steeds verder terug en beheersten practisch geheel Europa; in de oorlog tegen Japan had Amerika nog niets dan nederlagen geleden. De publieke opinie in Engeland en Amerika vroeg dringend om een Tweede Front | |||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||
teneinde de Russen enige verademing te brengen. Inderdaad werden de plannen voor een dergelijke actie door de Combined Chiefs of StaffGa naar voetnoot1 besproken. Daar het zonder meer duidelijk was dat voor een grootscheepse aanval de manschappen en de materialen niet aanwezig waren en ook niet op korte termijn ter beschikking konden staan, zou deze operatie [‘Sledgehammer’ was de code-naam] slechts van beperkte omvang zijn en ook slechts het beperkte doel dienen Rusland enige directe verlichting te brengen. Als gunstigste plaats voor de landing dacht men aan de Franse Kanaalkust. Daarnaast zouden plannen ontworpen worden voor een grote aanval op de Westkust van Frankrijk in 1943 teneinde vandaar door te stoten naar het hart van Duitsland. Generaal Eisenhower, die in Juni 1942 benoemd was tot Amerikaans Commanding General of the European Theater, moest echter kort na zijn aankomst in Londen aan zijn chef, Generaal Marshall, berichten dat de Engelsen bij nader inzien niet veel voor de uitvoering van ‘Sledgehammer’ voelden. Als reden voerden zij het gebrek aan landingsschepen aan en bovendien betwijfelden zij het nuttig effect van een landing op zo kleine schaal. Wat voor voordeel zou zij de Russen opleveren, hoeveel onberekenbare schade aan de geallieerde zaak zou zij integendeel meebrengen, indien zij mislukte. Hoewel Marshall zelf naar Engeland kwam in de zomer van dat jaar en met Eisenhower alle argumenten naar voren bracht om de Engelsen te overtuigen, bleven deze op hun stuk staan. Zij kwamen zelfs met een ander plan ter tafel: een aanval op de Noordkust van Afrika zou niet alleen de druk op het Russische front veel meer doen afnemen, maar bovendien de verbindingslijnen met het Nabije Oosten, waarlangs ook Rusland veel materiaal ontving, aanzienlijk veiliger maken. Zij slaagden erin de Amerikanen mee te krijgen en op 22 Juli 1942 werd door de Combined Chiefs besloten tot een invasie van Noord-Afrika nog in datzelfde najaar, behoudens goedkeuring van Roosevelt en Churchill. De sanctie van de laatste hoefde men overigens niet te vragen, Churchill zelf had het idee van deze landing gelanceerd. Merkwaardig blijft het dat de Engelsen hun bondgenoten wisten te bewegen tot deze onderneming, die zeker niet minder landingsvaartuigen zou kosten dan de kleine aanval op de Franse kust en die bovendien ongetwijfeld de voorbereidingen voor ‘Roundup’ [de grote landingen in 1943] sterk zou vertragen.Ga naar voetnoot2 Eisenhower, die de gang van zaken zeer betreurde, noemde 22 | |||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||
Juli 1942 ‘the blackest day in history’, temeer daar hij vreesde dat Rusland onder het pas ingezette Duitse offensief zou bezwijken. De Prime Minister echter was in zijn element en ontkende tegenover Eisenhower dat het Noordafrikaanse avontuur de uitvoering van ‘Roundup’ zou vertragen: het sprak vanzelf dat in 1943 ‘Roundup’ beslist moest doorgaan!Ga naar voetnoot1 Zo werd dus in de zomer en de herfst van 1942 alle aandacht gericht op de voorbereiding voor de eerste grote geallieerde operatie, die Roosevelt's wens, dat nog in 1942 ergens ter wereld Amerikanen tegen troepen van de As zouden vechten, in vervulling zou doen gaan. De militaire voorbereidingen waren moeilijk, de politieke waren misschien nog moeilijker. De agenten van de Amerikaanse geheime dienst, die contact moesten zoeken met de Franse autoriteiten in Noord-Afrika en hen tot medewerking met de geallieerden moesten bewegen, hadden geen lichte taak. Tot het laatste moment was het nog onzeker hoe de Franse bevelhebbers op de landingen zouden reageren. Teneinde zoveel mogelijk gevoeligheden te ontzien, had men de gehele expeditie onder Amerikaans bevel - Generaal Eisenhower - gesteld en zelfs de Britse landingstroepen in Amerikaans uniform gestoken. Op 8 November 1942 brak tenslotte de eerste D-day aan. Het bericht van de landingen gaf een schok van ontroering en hoop in de bezette landen en de gehele geallieerde wereld en zal zeker de As-mogendheden tot ernstig nadenken gestemd hebben. De militaire operaties verliepen niet ongunstig, werden echter nog voortdurend belemmerd door de verwarde politieke toestand. De onbekommerdheid waarmee de Amerikanen samenwerkten met Darlan - als men de oorlog snel wil beëindigen, legt het geen gewicht in de schaal of iemand aanhanger van Vichy is of niet! - verwekte zoveel onrust in Engeland en de bezette gebieden, dat Roosevelt genoodzaakt was een geruststellende verklaring te publiceren en ook Churchill de gemoederen der Lagerhuisleden in een geheime zitting moest kalmeren. Dat hiermede de zaak niet afgedaan was, is volkomen duidelijk. Darlan voelde er niet voor zich ‘als een citroen te laten uitknijpen om dan weggeworpen te worden’. Zijn vermoording in December 1942 was een ware opluchting en toen het, na | |||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||
veel strubbelingen, op de conferentie van Casablanca gelukte De Gaulle en Giraud tot samenwerking te bewegen, waren de grote politieke obstakels in Noord-Afrika uit de weg geruimd. Eisenhower en zijn commandanten konden zich verder wijden aan de militaire zaken. Op de conferentie van Casablanca, van 14 tot 24 Januari 1943, ontmoetten de leiders van de Verenigde Staten en van het Britse Gemenebest elkaar voor de tweede maal in de oorlog, deze keer als bondgenoten. Stalin had de uitnodiging voor Casablanca afgeslagen. Hij kon bij het Rode Leger, dat juist in die tijd een succesvol tegenoffensief had ingezet, niet gemist worden en bovendien had hij toch slechts één vraag te stellen: ‘Wanneer zullen de Engelsen en Amerikanen een Tweede Front in het Westen openen, zoals zij beloofd hebben te zullen doen?’. De invasie in het Westen zou inderdaad de hoofdschotel van de besprekingen uitmaken. De uitslag zou echter het enthousiasme van de Russen geenszins gaande maken. Churchill was niet rouwig om de afwezigheid van Stalin: ‘Wij kunnen hem immers van alles op de hoogte houden’, meende hij, maar Roosevelt betreurde de gang van zaken. Geen wonder, hij zou een krachtig bondgenoot missen bij zijn aandringen op een spoedige invasie in Frankrijk. Hoe nodig hij die bondgenoot had gehad, zou weldra blijken. Churchill opende de schermutselingen door een invasie in Birma en de herovering van Singapore voor te stellen, als naaste oorlogsdoel na het einde van de campagne in Afrika. Hij had Mountbatten, de nieuw benoemde geallieerde opperbevelhebber in Zuidoost-Azië, meegebracht om dit plan door deskundige argumenten aannemelijk te maken, maar zal zelf nauwelijks geloofd hebben dat het kans van slagen had. Toen zijn voorstel dan ook door de aanwezige Amerikaanse stafofficieren onder de tafel gewerkt was, kwam hij weer op zijn geliefkoosd onderwerp terug: een invasie in het Middellandse Zee-gebied. Daar het langzamerhand alle aanwezigen duidelijk werd dat aan een invasie in West-Frankrijk in 1943 door gebrek aan materiaal en getrainde troepen niet meer viel te denken, wendde men zijn aandacht inderdaad op de aanvalsmogelijkheden in Zuid-Europa. Na de overwinning in Tunis, die niet zo lang meer op zich zou laten wachten, zou men immers de zegevierende legers alleen reeds om psychologische redenen niet lang werkeloos kunnen laten blijven. Als gevolg van een en ander moest men wel aannemen dat de aanval in het Westen uitgesteld moest worden tot het voorjaar van 1944. Tenslotte werd men het eens over een landing op Sicilië. Door een snelle verovering van dit eiland - eventueel het inrichten van een steunpunt op het tegenoverliggende vasteland - hoopte men Italië spoedig tot het sluiten van een wapenstilstand, misschien zelfs tot het deelnemen aan de oorlog tegen zijn oude bondgenoot te kunnen brengen. De conferentie kwam | |||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||
echter nadrukkelijk overeen dat de Italiaanse operatie in belangrijkheid achter moest staan bij de voorbereiding voor ‘Overlord’ [de nieuwe codenaam voor de invasie op de Kanaalkust] en dat men met kracht ertegen moest waken dat zij teveel materiaal of troepen aan de beslissende aanval op Duitsland zou onttrekken.Ga naar voetnoot1 Dat de verwachtingen in deze bitter bedrogen zijn, weet een ieder die de loop der oorlogsgebeurtenissen heeft gevolgd. Tot op de laatste dag zijn aan de Italiaanse campagne ernome offers aan mensen en materiaal ten koste gelegd. Het militaire belang van de hele onderneming in deze vorm en zeker of zij op de beste wijze geleid is, wordt echter door de meeste auteurs in twijfel getrokken. In Casablanca werd ook nog gesproken over de mogelijkheid van een plotselinge ineenstorting van Duitsland. Men kwam overeen voor dat geval een plan op te stellen voor een snelle bezetting van Europa door de geallieerde legers. Helaas heeft men het plan nooit behoeven te gebruiken. De conferentie ging uiteen met het vaste besluit Duitsland en Japan te bestrijden tot hun ‘unconditional surrender’.Ga naar voetnoot2 De vrees van Eisenhower werd dus bewaarheid: de invasie in het Westen was weer voor een jaar van de baan. En wie gaf de garantie dat zij bij deze gang van zaken in 1944 wèl door zou gaan? De publieke opinie in Amerika zou door dit uitstel van de definitieve slag tegen de Duitsers weer krachtiger concentratie van alle middelen tegen Japan eisen. De Amerikaanse vloot en luchtmacht, geen van beide enthousiast voor het invasieplan, zouden door het uitstel in hun verzet gestijfd worden. De vlootleiding had veel meer interesse voor de strijd in het Verre Oosten, waar zij haar eigenlijke taak zag, de luchtmacht meende bij voldoende steun en uitrusting Duitsland alleen door bombardementen wel op de knieën te kunnen krijgen. De Engelsen zouden ongetwijfeld in de loop van het jaar een nieuw invasieplan in de Middellandse Zee-sector bedenken. De Russen zouden het bericht van het uitstel met ergernis en teleurstelling ontvangen. Nee, de kansen voor een goed-voorbereide aanval in de lente van het volgend jaar schenen in Januari 1943 niet gunstig te staan. Niettemin kreeg in Maart 1943 Generaal Morgan [een Engelsman] opdracht als Chief of Staff to the Supreme Allied Commander [die nog benoemd moest worden] plannen voor de invasie van de Kanaalkust te ontwerpen. Morgan vestigde zijn hoofdkwartier in Londen en toog met een | |||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||
Anglo-Amerikaanse staf aan het werk. Terzelfdertijd werd Generaal Hobart aangewezen om een nieuwe landingstechniek en nieuwe aanvals- en verdedigingswapens voor deze ongewone expeditie te ontwikkelen. De laatste kweet zich uitstekend van zijn taak, zodat vele levens gespaard konden worden door beter ontwikkelde technische hulpmiddelen. De Trident-conferentie tussen Roosevelt, Churchill en de staven der beide landen te Washington in Mei 1943 gehouden, bevestigde nog eens het voornemen de aanval op de Kanaalkust in ieder geval in het komende voorjaar te ondernemen. De daarop volgende bijeenkomst van de Combined Chiefs in Quebec in Augustus 1943 hechtte zijn goedkeuring aan het eerste ontwerp van de COSSAC-staf en gaf opdracht de voorbereidingen onverminderd voort te zetten. Intussen waren het niet de preparatieven voor deze landing die in voorjaar en zomer van 1943 de meeste aandacht hadden. De ‘operation Husky’ [inval op Sicilië] stond dichter voor de deur en had dus voorrang in de voorziening met landingsvaartuigen, troepen, voorraden en wapens. Op de 10e Juli van dat jaar zetten speciaal getrainde stoottroepen voet op Europese bodem, inderdaad ‘voor de bladeren vielen’. Hoewel de gevechten niet ongunstig verliepen en Italië zelfs na twee maanden om wapenstilstand vroeg, bleef de strijd op het schiereiland, waarheen de geallieerden begin September overgestoken waren, zonder uitzicht op een spoedig succesvol einde. Integendeel, de Duitsers schenen hièr voor hun leven te willen vechten en stuurden aanzienlijke versterkingen van de beste troepen die zij hadden. Met dat al was het reeds December 1943 geworden zonder dat een opperbevelhebber voor de invasiestrijdkrachten benoemd was. De voorbereidingen voor ‘Overlord’ vonden wel voortgang maar misten grote lijn en bezieling.Ga naar voetnoot1 Daar kwam nog bij dat op de conferentie van Cairo in December Churchill weer ieder die het horen wilde, poogde te overtuigen van de grote risico's die aan ‘Overlord’ vastzaten en de vele voordelen die een aanval via de Middellandse Zee bood. Weliswaar bleken de Amerikanen niet gevoelig voor zijn argumenten maar het moest voor hen toch onplezierig en ontmoedigend zijn te ervaren hoe hun bondgenoot steeds weer probeerde onder de beloften voor een Tweede Front in het Westen uit te komen. Op de conferentie te Teheran, die direct bij de bijeenkomst in Cairo aansloot, zou echter de schaal definitief [nu werkelijk definitief!] naar de Amerikaanse zijde overslaan. Na ruim twee jaar strijd tegen een gemeen- | |||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||
schappelijke vijand waren eindelijk in Teheran de Grote Drie bijeen. Zelfs hier trachtte Churchill zijn geliefde plan aan de man te brengen en pleitte voor een invasie in de Balkan teneinde ‘met de Russen een gezamenlijk front tegen de Duitsers te vormen’. Stalin gaf echter de voorkeur aan een Tweede front in het Westen als de snelste en zekerste weg om een einde aan de oorlog te maken. Toen bracht Churchill de kwestie Turkije ter sprake: het zou een geallieerd belang zijn als Turkije tegen Duitsland aan de oorlog deel ging nemen. Het was hiertoe wel bereid, mits het op materiële steun kon rekenen. Stalin noch Roosevelt zagen er echter het nut van in materiaal aan de bestaande fronten te onttrekken, dat in Turkije weinig of geen dienst zou kunnen doen. Tenslotte moest Churchill wel toegeven en voor de laatste maal werd plechtig besloten tot het lanceren van een invasie over het Kanaal in het voorjaar van 1944. De datum die de Combined Chiefs reeds gekozen hadden, werd aangehouden: 1 Mei 1944 zou D-day ‘Overlord’ zijn. Churchill kreeg toch nog zijn invasie op de Middellandse Zee-kust. Gelijktijdig met de aanval in het Westen zou een landing uitgevoerd worden op de Zuid-kust van Frankrijk teneinde de Duitse legers in de rug aan te vallen en zo mogelijk te omsingelen. De Russen drongen er op aan dat terstond een geallieerd opperbevelhebber voor de invasie benoemd zou worden opdat de gehele wereld zou weten dat het Tweede Front in het Westen werkelijkheid ging worden. Roosevelt en Churchill beloofden zulks na het beëindigen van de conferentie te zullen doen. En inderdaad werd onmiddellijk daarop, na een bespreking te Cairo, Generaal Eisenhower benoemd tot Supreme Commander of the Allied Expeditionary Force. De Engelsen hadden Eisenhower graag om zijn diplomatieke gaven en gematigd optreden. Onder zijn leiding zouden de [Engelse] onderbevelhebbers voor de land-, zee-, en luchtmacht gelegenheid hebben zich te ontplooien en hun ideeën door te zetten. Ook de Amerikanen hadden in Eisenhower het volste vertrouwen en zagen in hem de man, die alles zou doen om de oorlog zo spoedig mogelijk te beëindigen. Over de keuze van een opperbevelhebber - men had nog wel aan Marshall gedacht voor deze post maar deze kon in Washington niet gemist worden - bestond er althans geen meningsverschil tussen de twee bondgenoten.
In Januari 1944 kwam Eisenhower in London aan om zijn nieuwe taak op te nemen. De problemen die hem wachtten waren vele en verschillende. Reeds bij een vluchtige lezing van het plan voor ‘Overlord’ had de pas benoemde Supreme Commander, hoewel hij alle respect had voor de genialiteit van de gehele opzet, de indruk gekregen dat de sterkte van de eerste aanvalsgolf lang niet groot genoeg was om het slagen der landingen te verzekeren. Een hernieuwde bestudering van het project bevestigde | |||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||
hem in zijn mening, die trouwens door zijn stafofficieren en commandanten gedeeld werd. Eisenhower wilde de eerste aanval laten ondernemen door vijf in plaats van drie divisies en ook de luchtlandingstroepen dienovereenkomstig versterken. Tevens zou dan het gebied voor de landingen groter genomen moeten worden. Volgens het herziene plan zou het zich uitstrekken van het strand bij Caen tot voorbij de monding van de Vire op de kust van het schiereiland Cotentin. Zijn drie Commanders in Chief, Montgomery van het leger, Ramsay van de vloot en Leigh Mallory van de luchtmacht stemden volkomen in met de wenselijkheid van deze versterking. De ervaringen op Sicilië hadden geleerd dat een te klein opgezette aanval uiteindelijk duur te staan kwam in verliezen aan mensen en materiaal. Zij kwamen echter ook meteen met de technische moeilijkheden aandragen: Waar moesten de meerdere transport- en landingsvaartuigen vandaan komen en wie zou de aanvullende luchtlandingstroepen leveren? Daar dit punt van principiële betekenis was, stelde Eisenhower eind Januari tenslotte de Combined Chiefs voor de operatie een maand uit te stellen, liever dan de kans te lopen door een te kleine opzet de aanval te doen mislukken. Weliswaar zou men hierdoor een maand goed gevechtsweer verliezen maar tegen die tijd zouden er wel voldoende schepen en materiaal voorhanden zijn en ook zou de luchtmacht zijn offensief tegen de Duitse stellingen nog effectiever kunnen uitvoeren. Hoewel ongaarne, gaven de wederzijdse regeringen en staven hun toestemming daar zij de gegrondheid van Eisenhower's argumenten inzagen. De Russen, die op de hoogte gesteld werden van de veranderde plannen, reageerden heel welwillend, zoals Butcher opgelucht constateert. Zij kondigden zelfs een groot offensief aan dat tegelijk met de invasie zou inzetten. Duitsland zou in de meest letterlijke zin op twee fronten tegelijk moeten vechten! Ook de netelige kwestie van de bevelvoering kostte Eisenhower veel hoofdbrekens. De Amerikanen hadden het liefst voor het expeditieleger de eenheid van bevel ingesteld die zij van hun eigen leger kenden. De Engelsen echter hadden doorgezet dat, nu een Amerikaan aan het hoofd der gehele onderneming was gesteld, de daarop in rang volgende commandanten voor het leger, voor de vloot en de luchtmacht Engelsen zouden zijn, die onafhankelijk van elkaar - hoewel allen staande onder de opperbevelhebber - hun bevel zouden voeren, zoals dit in het Britse leger gebruikelijk was. In de beweringen van verschillende Amerikaanse couranten dat de invasie eigenlijk in Engelse handen was geraakt hoewel Amerika het leeuwenaandeel in manschappen en uitrusting bijdroeg, schuilt zeker enige waarheid. Ingersoll beweert zelfs dat bij een eenhoofdige Amerikaanse bevelvoering de invasie een half jaar vroeger had kunnen plaats vinden en dat ook daarna grote fouten, die nu veel mensen- | |||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||
levens, tijd en materiaal gekost hebben, voorkomen hadden kunnen worden. Wat hiervan waar is, moeten de krijgsgeschiedkundigen maar uitmaken: uit de opmerkingen van Butcher en De Guingand kan men echter wel opmaken dat deze aangelegenheid lang niet tot ieders tevredenheid geregeld was.Ga naar voetnoot1 Eisenhower maakte er onder de gegeven omstandigheden het beste van en beijverde zich, meestal met succes, de goede verstandhouding te bewaren en een zo homogeen mogelijk werkend team op te bouwen. Toen de voorbereidingen voor ‘Anvil’ [de landing in Zuid-Frankrijk] ter sprake kwamen in dat voorjaar van 1944 bleken ook hierover grote meningsverschillen te bestaan. Montgomery verklaarde botweg dat hij de hele operatie wilde laten vallen om de kracht van ‘Overlord’ niet te verzwakken. Eisenhower echter wilde de gelegenheid om de Duitsers in de rug aan te vallen zeker niet laten voorbijgaan en meende bovendien alles wat Amerika in de uitrusting van het Vrije Franse Leger in het bezette gebied gestoken had, niet renteloos te kunnen laten. Tenslotte kwam men tot een compromis: ‘Anvil’ zou wel plaats vinden, echter eerst enige tijd na de landingen op de West-kust, zodat dezelfde landingsvaartuigen gebruikt konden worden en op dit punt de sterkte van ‘Overlord’ niet minder zou worden. Vele technische problemen vroegen om een oplossing, die deels echter pas op de invasiedag of daarna gegeven kon worden. Hoe zouden de kunstmatige havens in het gebruik bevallen, hoe was de opstelling en uitwerking van de Duitse kustbatterijen, welke versperringen zouden de Duitsers nog het laatste moment aanbrengen, welke kusten bestonden uit drijfzand en welke zouden het zware materiaal kunnen dragen? Wanneer, tenslotte, zou het D-day en H-hour moeten zijn? Na raadpleging van de grootste deskundigen werd vastgesteld dat D-day enige dagen voor of na 1 Juni zou moeten vallen - dat hing van het weer af - en H-hour zou moeten zijn omstreeks het aanbreken van de dag, bij laag tij; het precieze tijdstip voor de verschillende stranden zou niet hetzelfde zijn. Ondertussen was de hele ingewikkelde en fijn verweven machinerie van voorbereidingen, afspraken, training en productie zo ver gekomen dat het practisch onmogelijk zou zijn haar nog stop te zetten. ‘Overlord’ was een eigen leven begonnen. Engeland vulde zich met voorraden en grondstoffen, het Zuiden van het land werd één groot legerkamp. Verdragen tussen Eisenhower en de regeringen van België, Noorwegen en Nederland werden gesloten over het overgangsbestuur van hun landen na de bevrijding. De tekst voor een communiqué, uit te geven na een geslaagde - en ook een voor een mislukte - landing werd goedgekeurd. De laatste con- | |||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||
trôles werden gehouden, de laatste oefeningen op grote schaal uitgevoerd. Alles was gereed. Mei ging voorbij en het wachten en de spanning begonnen zwaar op de legers te drukken. Op de middag van de 4e Juni zou de invasievloot uitvaren. De dag daarvoor moest Eisenhower zijn bevelhebbers echter meedelen dat de weerberichten zeer slecht waren. Werd het besluit tot uitvaren niet binnen enkele dagen genomen, dan moest zeker een week, wellicht nog langer gewacht worden op het weer optreden van de gunstige stromingen in het Kanaal. Waarschijnlijk zou een kleiner - reserve - plan uitgevoerd moeten worden; men kon het er niet over eens worden. Eisenhower besloot in de vroege ochtend van 4 Juni opnieuw bijeen te komen. Ook toen waren de weersverwachtingen somber: de invasie werd vier en twintig uur uitgesteld. Een millioen soldaten wachtte nog een dag, de schepen bleven onder stoom in de havens liggen. Op de avond van de 4e Juni waren de voorspellingen iets hoopvoller, het weer was niet slechter geworden en zou waarschijnlijk enige dagen stabiel blijven. Nog aarzelden de Commandanten van vloot en luchtmacht. De risico's, de verantwoording waren groot, het zou beter zijn zich aan het kleine plan te houden. Toen nam Eisenhower het woord: hij nam de verantwoording op zich, daarvoor was hij tenslotte aangesteld. De volgende dag zou de vloot in volle sterkte uitvaren. 6 Juni 1944 werd dus D-day ‘Overlord’, de dag waarop zo lang, zo smartelijk en door zo velen was gewacht. Vroeg in de ochtend gingen de eerste stoottroepen aan wal, onafzienbare rijen vaartuigen vulden het Kanaal, achter de linies waren de parachutisten reeds geland, de vijandelijke stellingen hadden die nacht een ongekend hevig bombardement verduurd. De Duitsers verzetten zich, hoewel zij aanvankelijk volkomen overrompeld waren. Hun bevelhebber was in Berlijn, met zulk weer hadden zij geen invasie verwacht. De strijd nam spoedig in hevigheid toe, na enige uren lieten de terugtrekkende golven op de vloedlijn de eerste lange rijen doden achter. Een onafzienbare stroom van troepen en materiaal kwam aan op het strand, baande zich een weg en trok verder, Frankrijk binnen. Binnen enkele dagen hadden de geallieerden vaste voet in Normandië. Er moest echter nog een jaar van bittere strijd en niet voorziene offers voorbijgaan, voordat in Europa de wapens gestrekt zouden worden. | |||||||||||||
Literatuurlijst bij ‘Operation Overlord’
| |||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||
De vele boeken, die direct of zijdelings op dit onderwerp betrekking hebben en die na het afsluiten van dit artikel zijn verschenen, resp. ter beschikking gekomen, zijn uiteraard nog niet in de inhoud verwerkt. Wij noemen o.a.
Report by the Supreme Allied Commander Mediterranean [H. Maitland Wilson] to the Combined Chiefs of Staff on the operation in southern Trance. August 1944. London, 1946.
|
|