De Nieuwe Stem. Jaargang 4
(1949)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
Arthur Lehning
| |
[pagina 266]
| |
bi-laterale verdragen die zij met de aangrenzende landen heeft aangegaan niet het karakter hebben van een militair verbond met een bondgenootschappelijk leger en een gemeenschappelijke Generale Staf. Terwijl de UNO de vrede hoopte te bevorderen door vermindering van bewapening hebben de partijen van het Pact de plicht ‘ieder voor zich en gezamenlijk’ de bewapening op te voeren om deze vredesdoeleinden met ‘meer succes’ te verwerkelijken. De maatregelen, die tegen een eventuele gewapende aanval zullen worden genomen zullen worden stopgezet, zodra de Veiligheidsraad tot actie overgaat. Maar deze illusie zal wel niemand koesteren dat de Veiligheidsraad de vrede zou kunnen ‘handhaven of herstellen’, indien de twee grote mogendheden die alleen een wereldoorlog kunnen ontketenen en hem kunnen voeren met elkaar in gewapend conflict zouden geraken. Iedere maatregel van de Veiligheidsraad zou, met of zonder veto, niets aan het feit kunnen veranderen dat de Derde Wereldoorlog is begonnen.
Hoe men het keert of wendt: het tegen de Sowjet-Unie gerichte Pact betekent in wezen de liquidatie van de UNO, zo men wil de liquidatie van de fictie van de UNO als een organisatie, die doelmatiger dan het instituut van Genève de wereldvrede zou kunnen handhaven. De Veiligheidsraad is een demonstratie van het feit, dat er nog steeds geen andere politiek is dan machtspolitiek en dat de tegenstellingen tussen de voormalige bondgenoten steeds groter zijn geworden sinds het Rode Leger aan de Elbe verscheen. De historische betekenis van het Atlantische Pact is, dat het deze toestand tot uitdrukking heeft gebracht en geconcretiseerd. Het arsenaal van invectieven tegen het Hitlerisme wordt door de voormalige bondgenoten nu kwistig tegen elkaar aangewend; inplaats van vrede is er de strijd om Berlijn en mèt Berlijn om Duitsland, waarvan de voormalige Hunnen reeds door Oost en West als potentiële bondgenoten worden aanvaard; de V-wapens der germaanse barbaren zijn alom overgenomen en geperfectionneerd en overtroffen door de atoombom, waarvan het debuut 78.000 doden en 65.000 gewonden kostte, terwijl de ‘Bikini-test’, waar van de 400 varkens en geiten er slechts 28 het leven afbrachten, de toekomst voor het menselijke ras niet hoopvoller maakte. Voordat de oorlog was afgelopen, begon reeds een wedloop om strategische posities en invloedssferen; door economische en politieke druk, door staatsgrepen, militaire interventies en vijfde colonnes, door bondgenoten en ‘satellieten’ [al naar het geldende jargon] werd het wereldparallelogram van krachten beïnvloed of verschoven. Het Verdrag van Washington is wellicht de beslissende stap naar de verdeling der wereld in twee militaire blokken, die een derde wereldoorlog onvermijdelijk zou maken. | |
[pagina 267]
| |
Maar is het Pact dan niet defensief? En is het niet preventief, uitsluitend gericht op de afweer tegen russische agressie en met de bedoeling de eventuele bedrijvers hiervan af te schrikken? Voor de politici van het Westen zijn de drijfveren der Moskouse politiek steeds ondoorzichtig geweest, omdat de ideologische achtergrond daarvan voor hen een gesloten boek en ook de kennis van Rusland in het algemeen gering is. Wij zijn, merkte een resencent op naar aanleiding van het standaardwerk van Baykov over de russische economie, beter georiënteerd over het Romeinse Keizerrijk dan over de Sowjet-Unie. De totalitaire autarkie, het traditionele russische wantrouwen tegenover de vreemdeling in het algemeen en tegenover het ‘kapitalistische buitenland’ in het bijzonder, verklaart dit ten dele, terwijl tenslotte het staatsmonopolie van voorlichting en propaganda onder de diktatuur het vrijwel onmogelijk maakt ‘Wahrheit’ en ‘Dichtung’ te onderscheiden. Door dit alles leeft echter óók het russische volk in een totaal isolement van de rest van de wereld als een negerstam in de binnenlanden van Afrika. Sinds de liquidatie van de oude garde van Lenin zijn de sowjetleiders zelf vreemdelingen in de westerse wereld, en dreigen het slachtoffer te worden van hun eigen propaganda. Zonder de mogelijkheid van critiek of oppositie is het volk aangewezen op geen andere informatie dan de officiële voorlichting. Onder een permanente staat van beleg wordt het onder een voortdurende oorlogspsychose gehouden en dit alles is uit de aard der zaak niet bevorderlijk voor een vredesklimaat. Desondanks ben ik van mening, dat de russische leiders geen oorlog wensen; dat het Rode Leger nimmer het plan heeft gehad op te rukken naar Brussel of Amsterdam en dat de leiders der Sowjet-Unie de oorlog vrezen. Voor deze opvattingen zijn meer en betere argumenten aan te voeren dan voor die van Churchill, die van mening is dat zonder de atoombom het hele vasteland van Europa communistisch zou zijn. In het Westen echter zijn er invloedrijke ‘pressure groups’, die naar een oorlog met de Sowjet-Unie drijven. Daar is in de eerste plaats Churchill, die in zijn laatste grote rede opnieuw de interventie-oorlog predikt voordat Rusland over de atoombom beschikt, hetgeen indien men de experts mag geloven, uiterlijk binnen twee jaar het geval zou zijn. Daar is het Vaticaan, dat met het geliquideerde feodalisme in Oost-Europa, veel van zijn macht en invloed heeft verloren. Lezers van roomse kranten mogen geloven, dat Rusland een goddeloze staat is en de godsdienst er wordt vervolgd, maar de waarheid is dat de Kerk - zij het ook niet de rooms- maar de griekskatholieke, - er bloeit, en een steunpilaar is voor het regiem en omgekeerd. Nu is, naar men weet, de strijd van Rome tegen zijn orthodoxe concurrent van oudere datum dan het bolsjewisme. De vijfde colonne achter het ijzeren gordijn is niet sterk genoeg - evenmin als de Denikins en de Wrangels het waren - om zonder oorlog het ‘ancien regime’ te kunnen herstellen. | |
[pagina 268]
| |
Er zijn grote kapitalistische belangen die door de sociale revolutie in deze gebieden zijn aangetast. Ook heeft de revolutie, in de agrarische staten van Oost-Europa geleid tot een verdeling van het grootgrondbezit, de nationalisatie van de industrie en tot een door bi-laterale verdragen nauw met de Sowjet-Unie verbonden planmatige economie, de enige grondslag voor een grotere welvaart van de verarmde boerenmassa's maar geen vrije markt voor de afzet van amerikaanse goederen en amerikaans kapitaal. Tenslotte zijn er de kapitalistische crises en in dit opzicht zijn de Sowjet leiders zonder twijfel orthodoxe marxisten en zij rekenen vroeg of laat met het uitbreken van een nieuwe economische crisis in de kapitalistische wereld. Zij staan hierin trouwens niet alleen. Een uitgesproken anti-communist als Sternberg, een expert op dit gebied, is dezelfde mening toegedaan. Nu kent het kapitalisme twee klassieke methoden ter bestrijding van de crisis. De dreigende werkloosheid kan worden ge-exporteerd; maar in een wereld zonder multilaterale handel en zonder dollars is dit lastig. Zoals er in een oorlog geen werkloosheid bestaat, omdat er nooit genoeg goederen kunnen worden geproduceerd, ook al verhogen zij niet de welvaart en al worden zij gratis, ten dele aan de vijand, weggegeven, zo vervult het Marshall-plan gedeeltelijk deze rol in vredestijd. Het tweede middel is om de onverkoopbare auto's op de lopende band te vervangen door tanks. Marshall-hulp en bewapening vormen op het ogenblik reeds de helft van het totale amerikaanse budget en de vraag is gewettigd of zonder deze maatregelen de amerikaanse slump niet reeds een feit zou zijn. Wanneer men verder bedenkt dat de Ver. Staten sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog over luchtbases beschikken van waaruit de andere helft met atoombommen kan worden gebombardeerd, dan is het niet zó onverklaarbaar dat wat beveiliging van het amerikaanse continent heet, vanuit Moskou gezien op een omsingelingspolitiek gelijkt. Het Noord-Atlantisch Pact heeft het doel een West Europees verdedigings-systeem op te bouwen, terwijl het tezelfdertijd aan West Europa een garantie geeft van amerikaanse hulp in geval van agressie. Het is duidelijk, dat op dit ogenblik West-Europa tegen een opmars van het Rode Leger geen effectieve weerstand zou kunnen bieden. Het is de opvatting der amerikaanse legerleiding, dat in dat geval een toestand zou intreden waarbij het tien tot twintig jaar, indien niet langer, zou duren, voordat Amerika Europa zou hebben bevrijd. Atoombommen en rockets, hoe onmisbaar ook, zijn niet in staat op korte termijn een oorlog te winnen. Daar West-Europa er geen prijs op kan stellen nog eens bevrijd te worden moet volgens deze opvatting een verdedigingssysteem in West-Europa worden opgebouwd in staat een invasie te voorkomen. Hoe efficient zulk een ‘Wacht am Rhein’, financieel en materieel gesteund | |
[pagina 269]
| |
door Amerika, ook zou kunnen zijn, ze zal geheel afgezien van de vijfde colonnes, niet sterk genoeg zijn tegenover honderd russische divisies. Alleen een amerikaans expeditieleger kan hier uitkomst brengen. Maar volgens deze beschouwing moet dit dan in Europa aanwezig zijn voor het hypothetische geval van een russische agressie. Staat het echter niet te vrezen dat de Russen van hun kant dan zullen overgaan tot een preventieve actie als het kleinere kwaad? Het dilemma waartoe zulk een militaire beschouwing leidt werpt de vraag op of het Atlantische Pact wel een grotere garantie biedt voor de veiligheid van West-Europa en voor de vrede. De opbouw van een westers militair apparaat heeft trouwens ook nog andere aspecten. Zelfs in geval van een nieuwe pacht en leen-hulp, een militair Marshall Plan, zou de bewapening van het ontredderde West-Europa, dat slechts met uiterste inspanning van krachten zijn welvaart kan herstellen, lasten met zich meebrengen waarvan men zich moet afvragen of het de fragile sociale structuur der na-oorlogse westerse democratie niet zal ondermijnen en leiden tot een versterking van ‘het communistische gevaar’. Maar hiertegen waakt Artikel 4 van het Pact, waarbij euphemistisch gesproken wordt over de bedreiging van de ‘politieke onafhankelijkheid’ van een der betrokken partijen. Het is een der interessantste van dit nieuwe internationale verdrag. In hoeverre dit artikel in overeenstemming is met het Handvest, wel bekend aan nederlandse diplomaten, waarbij de inmenging in binnenlandse aangelegenheden van een andere staat is verboden, is alweer een zaak van juridische exegese van betrekkelijk weinig belang. Vanaf Churchill's interventieoorlog in de russische revolutie, de non-interventie van de spaanse burgeroorlog, de amerikaanse hulp aan Tsjang Kai tsjek tot de anglo-amerikaanse interventie in de griekse burgeroorlog is dit reeds de praktijk. Deze wordt nu, in aanvulling van de Truman-leer, gelegaliseerd bij internationaal verdrag. Het is een symptoom van de steeds groter wordende politieke interdependentie van de gehele wereld waardoor ieder binnenlands conflict een internationaal aspect krijgt en de wereldconflicten zich in de binnenlandsche politiek weerspiegelen. De statenoorlog krijgt meer en meer het karakter van een internationale burgeroorlog en landverraad wordt daarmee een verouderde terminologie. Tezelfdertijd worden deze internationale conflicten echter steeds minder de uitdrukking van zuiver ideologische tegenstellingen. Het is trouwens nooit zo geweest dat de sowjet staat per se revolutionnaire bewegingen of zelfs communistische partijen ondersteunt. Sinds 1921 is de communistische Internationale wel niets anders geweest dan een instrument ter behartiging van de belangen van de buitenlandse politiek van Moskou, maar indien het in het belang van deze politiek doelmatiger was te pacteren met de nationale bourgeoisie werd | |
[pagina 270]
| |
dit gedaan, ook al werd de sectie der Derde Internationale in het betreffende land onderdrukt. Het is ook nooit zo geweest, dat communistische partijen per se een revolutionnaire politiek nastreefden: de contra-revolusionnaire rol van de spaanse communisten in de burgeroorlog is één voorbeeld uit velen. Het is een demagogische gewoonte geworden in iedere staking de hand van Moskou te zien en in iedere communistische beweging een sowjet-russsische manoeuver en wie rekening houdt met de ervaringen op het gebied van interventie begrijpt, dat de implicaties van artikel 4 van het Atlantisch Pact niet zo eenvoudig zijn als de staatsgreep van Praag dit zou doen vermoeden. China bij voorbeeld behoort niet tot de Atlantische gemeenschap, maar de val van de reactionnaire dictatuur van de Kuomingtang is een bedreiging van de ‘politieke onafhankelijkheid’, zoals de westerse democratiën die verstaan. De amerikaanse militaire hulp heeft ditmaal niet gebaat en de revolutionnaire beweging van de milioenen massa's der chinese boeren tegen het chinese feodalisme was niet te stuiten. Wat ook, à la longue, de implicaties voor de wereldpolitiek mogen zijn: objectief en van chinees standpunt gezien heeft men te doen met een onvermijdelijk en zeer progressief proces, waarbij het tenslotte ook niet russische maar chinese communisten zijn die de burgeroorlog hebben gewonnen. De opstand in Athene, die de burgeroorlog in Griekenland inleidde, was evenmin een beweging van een russische vijfde colonne. Uit de tekst van het Noord-Atlantisch Pact heeft men voor het eerst kunnen vernemen, dat de fascistische dictatuur in Portugal een regiem is, ‘gebaseerd op de beginselen van democratie’, ‘individuele vrijheid’ en de ‘heerschappij van het recht’. Steeds meer stemmen gaan op om ook Salazar's iberische partner, die door Hitler en Mussolini aan de macht is gebracht in het Pact te betrekken. Het zou ook hoogst ondemocratisch zijn en ondankbaar tegen de phalangisten, die tegen het gevaar van het russische totalitarisme reeds streden toen Churchill nog over de gallaat warrior Joseph Stalin sprak. De druk zal groter worden en intussen stelt men zich tevreden met spaanse vliegvelden die, gezien vanuit militair standpunt, ook belangrijker zijn dan een nieuwe Blauwe Divisie. In Frankrijk zijn velen van mening, dat een dictatuur van De Gaulle een meer betrouwbaar bolwerk is tegen het communistische gevaar dan de Vierde Republiek. Dit alles is de logische consequentie, indien men de strijd tegen het russische totalitarisme uitsluitend of in de eerste plaats als een militair probleem beschouwt en dan is het van weinig belang of men deze strijd met on-democratische, on-socialistische en fascistische methoden voert. Dan luidt het parool: liever Mussert dan Moskou.
Het is onvermijdelijk, dat in een gedesintegreerd, verarmd en chaotisch Europa de alleen nog maar in naam souvereine naties worden opgezogen | |
[pagina 271]
| |
en aangezogen door de twee grote dynamische super-staten die de wereldpolitiek bepalen en om de wereldheerschappij strijden. Is er voor Europa nog een andere uitweg? West-Europa - zelfs met Churchill en het Vaticaan, met Franco en de emigranten - vormt op zichzelf geen bedreiging voor Rusland. De Sowjet-Unie kan zich alleen bedreigd voelen door de amerikaanse politiek in Europa om van dit gebied een zeer ver vooruitgeschoven verdedigingspost, zo niet een uitvalspoort te maken. Van dit machtspolitieke standpunt gezien is het eveneens vanzelfsprekend, dat een uitbreiding van de russische invloedsfeer tot de Atlantische Oceaan, door het aan de macht komen van communistische partijen voor Amerika al even onaanvaardbaar is als het hitleriaanse Europa dit was. Afgezien van andere principiële overwegingen is het dus reeds om deze redenen een europees belang het communisme te bestrijden. Maar welke invloed de communistische partij als een propaganda-organisatie en potentiële vijfde colonne ook heeft of nog kan krijgen - met wapens is deze niet te keren. De russische propaganda vindt hier weerklank omdat hij geworteld is in de westerse traditie van Plato en Thomas Morus, van Thomas Münzer en van de Franse Revolutie en van Karl Marx. Ook al is het socialisme door de Sowjet dictatuur tot een caricatuur vervormd - de bolsjewistische mythe blijft werkzaam omdat zij omgeven is door het, steeds suggestieve, aureool van de macht. Trouwens: het is nog geen vijf jaar geleden, dat wat nu ‘militant aziatisme’ heet - en waartegen de ‘militia christi’ ten kruistocht wordt opgeroepen ‘om den duivel en zijn ganze rijk uit te roeien’ - als een heroische bondgenoot werd beschouwd in de verdediging van de christelijke beschaving tegen het heidense hitlerisme. De russische invloed is des te gevaarlijker omdat men te doen heeft met een Europa, ondermijnd door een dertigjarige crisis en onherstelbaar geschokt door de katastrofe van het nationaalsocialisme en de tweede wereldoorlog. Tegenover de crisis, de oorlog en het fascisme is het socialisme hulpeloos en machteloos gebleken. Het is de tragedie der europese arbeidersbeweging dat ze òf geworden is tot een aanhangsel van de burgerlijke nationale staat of zich op sleeptouw heeft laten nemen door een quasi-revolutionnaire partij wier doel, onder steeds wisselende leuzen, nooit een andere geweest is dan de russificatie der arbeidersbeweging. Het feit, dat het fascisme niet ten val is gebracht door een socialistische arbeidersbeweging maar door de wapens der gecoaliseerde machten heeft zijn stempel gedrukt op de geschiedenis van Europa sinds het ogenblik dat de swastika over Berlijn werd vervangen door de ‘Stars and Stripes’ en de Hamer en Sikkel. Maar het russische communisme is onaanvaardbaar voor een westers socialisme waaruit de individualistische, liberalistische en humanistische | |
[pagina 272]
| |
tendenzen niet weg te denken zijn. De bedreiging is des te groter omdat de ideologie van het sowjet communisme een element geworden is in het dynamische proces van het sowjet-imperialisme. Het is echter een naïeve illusie te denken dat deze bedreiging kan worden afgewend, dat de democratie kan worden verdedigd en worden gehandhaafd door een poging tot herstel van de oude orde achter een Maginotlijn van de atoombom. Alleen een onafhankelijk en economisch verenigd Europa zou ophouden een speelbal te zijn voor twee rivaliserende super-staten en zou een neutraliserende en stabiliserende factor kunnen worden in de wereldpolitiek. Indien West-Europa geen amerikaanse kolonie wil worden is een economisch ‘modus vivendi’ met Oost-Europa een essentieële voorwaarde.Ga naar voetnoot1 Een verscherping der tegenstellingen tussen de twee blokken zou een levensvatbare economie voor een zelfstandig Europa onmogelijk maken. Het europese probleem is natuurlijk niet oplosbaar zonder het duitse probleem, dat een weerspiegeling is van de verwarring van het gehele werelddeel en de politieke strijd, die er sinds het Verdrag van Potsdam wordt gevoerd. Ook hier is de russische politiek en die der duitsche communistische partij er op gericht om te voorkomen, dat Duitsland een bondgenoot wordt voor de westerse mogendheden en voor deze is het een even groot belang te verhinderen, dat een communistisch Duitsland ontstaat. De nu in het leven geroepen west-duitse staat is niet anders dan een aanvulling van het Noord-Atlantisch Pact, waarin in beginsel West-Duitsland reeds is betrokken. Maar dit alles biedt op zichzelf geen bijdrage tot de oplossing van het europese probleem. Nu zijn er democraten en socialisten, die deze beschouwing delen, maar het Pact onvermijdelijk achten als het kleinere kwaad. Wellicht, zoo meent men, zal het de Russen bewegen tot politieke concessies zonder welke een détente niet mogelijk is; en mocht dit niet het geval zijn dan biedt het Pact in ieder geval een grotere waarborg tegen eventuele agressie. Men werpt ons tegen: ‘Gij insinueert dat deze politiek impliceert: liever Mussert dan Moskou. - Is uw leuze wellicht: liever Moskou dan oorlog? Staat gij ontwapening voor en wat is dit anders dan een nieuw Muenchen? Is het niet juist, dat tussen het Westen en het russische totalitarisme noch slechts amerikaanse divisies staan? Ook wij zijn niet blind voor de onvolmaaktheden van de amerikaanse democra- | |
[pagina 273]
| |
tie, maar kunt gij ontkennen dat deze te verkiezen is boven een regiem van de Gepeoe?’.- De Münichois, zo luidt ons antwoord, dat zijt gij, die in de strijd om een zelfstandig Europa reeds hebt gecapituleerd. Het bondgenootschap met reactionnairen, met halve en hele fascisten, discrediteert en ondermijnt de democratische zaak, het maakt de leuzen tegen het totalitarisme, waardoor het Westen bedreigd wordt, suspect en het levert wapens aan de communisten. Maar bovenal: niet een bondgenootschap maar alleen de strijd tegen de reactionnaire krachten in Europa kan de voorwaarden scheppen voor een sociale orde, die door een planmatige economie over grote geografische gebieden een waarborg biedt voor politieke onafhankelijkheid, voor een welvaart der grote massa's en derhalve voor een democratische en socialistische ontwikkeling. Een eenzijdige ontwapening van het Westen zou inderdaad niets baten en is ook niet aan de orde. Maar terwijl het militarisme de volken reeds weer als een molensteen om de nek hangt zou een bewapeningswedloop de oorlog onvermijdelijk maken, ook al tracht men de vermolmde drogreden van het si vis pacem nog ingang te doen vinden. En wat de fameuse keuze betreft: als westers intellectueel en zelfs als socialist erken ik grif, dat ik de voorkeur geef aan de amerikaanse democratie, dat ik persoonlijk het zou verkiezen een neger te zijn in South Carolina boven een dwangarbeider in Siberië. Maar deze gehele probleemstelling is niet alleen simplistisch, ze is volkomen irreëel. Want deze hypothetische keuze is niet aan de orde. Wij leven in Europa en wij hebben niet de keus te kiezen vóór of tègen een Pax Americana. Er is geen vrede, wij leven in een revolutie. Het is waarschijnlijk dat een derde wereldoorlog door Amerika zal worden gewonnen. De operatie zal wel slagen, maar de vraag is of de europese patient dan nog leeft. Maar is er een alternatief? Wie geen struisvogelpolitiek voert moet nuchter erkennen dat de kans gering is. Maar is de kans door een bewapeningswedloop de vrede te handhaven en door een eventuele oorlog de democratie te verdedigen en de westerse beschaving te redden groter? In een wereld, nog geschokt door de waanzin en de verschrikkingen van de laatste tien jaar en bezeten van angst moet men geen oorlogshysterie kweken. De oorlog is niet noodzakelijk en nog niet onvermijdelijk. Indien er echter geen andere politieke ontwikkeling mogelijk zou blijken, dan zou de verdeling van Duitsland, van Europa en van de wereld in twee kampen het begin zijn van een onvermijdelijke wedloop in bewapening waarvan het einde niet onzeker kan zijn. De vraag blijft derhalve open of het Noord-Atlantisch Pact een stap is op weg naar de vrede of naar de slechte vrede, waarvan Georges Bernanos heeft gezegd: ce sont les mauvaises paix qui font les guerres totales. 21. 4. 1949 |
|