masker aan te hebben, ter plaatze daar een Persoon van hoogen staat is, en daar men van hem kan gezien worden, ten ware men met hem in de karos zat.
Zo is het ook een ongemaniertheid, met het masker voor zyn aangezigt houdende, iemand te groeten, ten zy van verre, egter doet men het zelfs af voor Vorstelyke Personen.
In de kamer van een Persoon van hoogen staat, daar het ledekant toe is, is het een ongemaniertheid op de leuning te gaan zitten.
Het is 'er ook verder een, te leunen, of te gaan zitten op de leuningen, of op het agterste van de zetel des Prins dat gewoonelyk tegen den wand gekeert staat.
Ook is het geensints welvoeglyk, te gaan wandelen in de Voorkamer, terwyl men daar wachten moet. Dit is zelfs verboden in 't Paleis van den Franschen Koning: en zo men het doet, berispen u de Deurwachters daar over, of doen u buiten gaan.
Insgelyks stryd het mede tegen de betamelykheid, te zingen, of te fluiten, terwyl men wagt, om, gelyk men zegt,