Gé Vaartjes
Voorlezen, een stille kracht
Ooit was er verschil tussen een onderwijzer en een leraar, en niemand die daaronder gebukt ging. De onderwijzer gaf les op de lagere school, de leraar doceerde op de middelbare. Door de merkwaardige Nederlandse angst voor woorden met een schijnbaar pejoratieve lading - een van de mooiste uitwassen is de werkster die een interieurverzorgster werd - werd niet alleen de lagere school vervangen door basisschool, maar promoveerde de onderwijzer tot leraar. Uitingen van sluipende nivellering.
Meester Smulders was een ouderwetse onderwijzer in de beste zin des woords. Ik denk dat hij zijn beroepsnaam een eretitel vond: hij hield van zijn leerlingen, die hem op hun beurt adoreerden. Hij gaf mij in 1962-1963 les in de tweede klas en het was een onvergetelijk jaar. Van tijd tot tijd trakteerde meester Smulders leerlingen met goede resultaten op een zondagmiddaguitje. Ik behoorde eens tot de gelukkigen en herinner me een tochtje met zijn auto, waarin te veel leerlingen getransporteerd werden, naar een sluizencomplex. Het uitstapje, dat in die tijd de allure had van een grootse reis, was overigens overgoten met een didactisch sausje: we kregen uitvoerig uitleg over het functioneren van een sluis en de volgende dag moesten we onze indrukken in een tekening vastleggen. Je vraagt je af hoe ouders in de huidige paranoïde tijd zouden reageren op een vrijgezelle docent die op pad gaat met achtjarige jongetjes in zijn Volkswagentje.
Meester Smulders verstond de kunst letterlijk en figuurlijk buiten zijn boekje te gaan. Ik herinner mij een poppenkastdialoog in een leesboekje, dat klassikaal met beurten gelezen werd. Toen ik vertelde dat ‘wij thuis’ een poppenkast hadden, haakte mijn meester daar creatief op in: als ik dat ding eens mee naar school nam? Dan konden we het stukje uit het leesboek spelen. Nog diezelfde middag sjouwden een vriendje en ik de poppenkast naar school. Het anders zo saaie leeslesje werd voor de hele klas een klein feest.
Op een donkere middag in het voorjaar van 1963 haalde de meester een dun boekje tevoorschijn waaruit hij begon voor te lezen. Een sprookje, ‘De drie raadsels’. Hoe de klas het verhaal onderging, weet ik niet meer, maar ik heb ademloos geluisterd. Ik hoorde iets heel nieuws, dat in niets leek op de brave belevenissen van de familie in Vroolijk volkje, een leesmethode uit de jaren twintig, waarin ijverig dubbele oo's met een potloodstreepje gereduceerd waren tot een enkele o, en bij een woord als visch de ch was doorgestreept. Het sprookje dat de meester voorlas, ademde die muffe sfeer niet en was geestig - al zal ik het toen ‘grappig’ of ‘leuk’ gevonden hebben.
Enkele dagen later kwam het sprookjesboek opnieuw op tafel; nu werd het verhaal ‘Het kleine rijk’ voorgelezen, dat nog leuker was. Toen de lesdag voorbij was, vroeg ik aan meester Smulders wie dat boekje geschreven had. ‘Godfried Bomans,’ antwoordde hij en hij liet het me van dichtbij zien. Godfried Bomans Sprookjes Kalenderboek 1963 stond erop. Of het te koop was, vroeg ik, maar de meester vertelde dat dat waarschijnlijk lastig was, omdat het om een soort cadeau van een verzekeringsmaatschappij ging. Niettemin noteerde hij naam en adres van de uitgever voor me. Thuis schreef ik meteen een briefkaartje met het verzoek mij het sprookjesboek te sturen. Niet lang daarna arriveerde, keurig verpakt in een kartonnen hoes, het gewenste kleinood. Een rekening zat er niet bij; waarschijnlijk hebben mijn kinderlijke en ongetwijfeld dwingende hanepoten de uitgeverij mild gestemd. Het Sprookjes Kalenderboek werd een van mijn lievelingskinderboeken en was de entree voor een levenslange belangstelling voor Godfried Bomans. Dat vele jaren later zijn te schrijven biografie op mijn pad gekomen is, lijkt tegen beter weten in een bewijs van een logische wereldordening.
Bij het onderdeel ‘vakdidactiek’ van mijn studie Nederlands vertelde een vakdidacticus eens dat voorlezen in de klas taboe was - dat was ‘indoctrinerend’, want daarmee drong je je eigen smaak op aan weerloze leerlingen, die bovendien zo tot een consumptieve houding uitgenodigd werden. Ik heb mij in mijn lespraktijk nooit aan dit dwingende advies gehouden en tot nog toe ondernamen leerlingen geen lynchpogingen. Meester Smulders was een overtuigender leermeester dan die progressieve vakdidacticus.