De Max Havelaar: een pleidooi voor meer kolonialisme
Piet Emmer
Rond het midden van de negentiende eeuw was West-Europa aan verandering toe. Meer democratie, een overheid die zich inzette voor een betere behandeling van de zwakken in de samenleving, zoals vrouwen, kinderen, arbeiders, zieken en gevangenen, en ook de niet-westerse mens verdiende een ander lot dan dat van melkkoe.
In Groot-Brittannië en Frankrijk concentreerde het vernieuwingsdebat zich op de afschaffing van de slavernij in Oost en West. Die moest verdwijnen, want slavernij hoorde bij primitieve volken en het oude kolonialisme. Onvrije arbeid kon niet echt productief zijn. Kijk maar naar het achterlijke Oost-Europa met z'n horigheid en z'n lijfeigenen. Die waren er in West-Europa niet meer en daarom was het Groot-Brittannië en Frankrijk gelukt om de Industriële Revolutie in gang te zetten en zo een grote sprong voorwaarts te maken.
In Nederland aarzelde de regering, want in ons land moeten experimenten wel geld opleveren. Had de afschaffing van de slavernij in de Engelse koloniën in 1833 en in de Franse koloniën in 1848 niet aangetoond, dat de plantages daarna juist minder winstgevend werden en dat de koloniale overheid veel meer moest uitgeven? Daarom maakte Den Haag geen haast, ook al omdat een lastige en rumoerige lobby van abolitionisten in ons land ontbrak. Op Java bracht de onvrije arbeid van het cultuurstelsel miljoenen in het laatje. Daar moest je afblijven.
Daartegen tekende Douwes Dekker protest aan. Zijn Max Havelaar legde de nadelen van het oude kolonialisme haarfijn bloot. Daar waar het inheemse bestuur z'n gang kon gaan, werd de eenvoudige Javaan uitgezogen en het koloniale bestuur was te zwak, te corrupt en te ongeïnteresseerd om hem in bescherming te nemen. Douwes Dekker pleitte niet voor minder kolonialisme en zeker niet voor het vertrek van Nederland uit Azië, maar hij riep de koning der Nederlanden juist op om het kolonialisme krachtiger te maken. Alleen zo zou het bestuur op Java de Westerse normen van ‘good governance’ kunnen toepassen. Nederland moest maar flink in de buidel tasten om onze gordel van smaragd eindelijk van behoorlijk bestuur naar Westerse snit te voorzien. Dat zou een einde maken aan de corruptie en aan de macht van de onbekwame Javaanse adel.
Daarmee sloeg Douwes Dekker de spijker op de kop. Het gebrekkige bestuur op Java werd niet veroorzaakt door te veel kolonialisme, maar door te weinig. Dat ontdekten de Engelsen en de Fransen ook, toen ze voor de taak stonden om aan de slavernij een einde te maken. Dat kon alleen met veel meer koloniale ambtenaren dan voorheen. In plaats van eigendom van de planters waren de slaven na hun vrijlating immers koloniale onderdanen geworden en de overheid moest toen plotseling zorgen voor hulp aan armen en zieken, voor onderwijs en rechtspraak. Ten aanzien van Java stond Douwes Dekker iets soortgelijks voor ogen. De nadelen van het bestuur in zijn tijd als koloniaal ambtenaar konden alleen overwonnen worden als Nederland de inheemse adel zou uitrangeren, zich ging bekommeren om het wel en wee van de gewone Javaan en zich niet langer alleen maar zorgen maakte of de koloniale baten wel bleven vloeien.
Met zijn Max Havelaar heeft Douwes Dekker de betekenis van het woord ‘wingewest’ eigenhandig veranderd: het werd voortaan een verwijt.