Hoe leesbaar is de Max Havelaar nu helemaal?
Ton Anbeek
Na het Grieks en het Latijn blijkt nu ook al de Max Havelaar te moeilijk voor middelbare scholieren en daarom werd het boek hertaald. Daar moeten we blijkbaar mee leven. Toch zijn er in ieder geval twee dingen over deze bewerking op te merken. In de eerste plaats: is er serieus onderzoek gedaan of Multatuli's meesterwerk werkelijk te zwaar is voor jeugdige hersenen? Op de site ‘scholieren.com’ staat een uitvoerig boekverslag uit 2007 waarin ene ‘Maaike’ opmerkt: ‘De taal is helder en nu nog redelijk goed leesbaar, op een paar verouderde en veel te lange zinnen na.’ Deze Maaike had dus kennelijk weinig moeite met het taalgebruik van het boek en hetzelfde geldt voor een ander boekverslag waarin bijvoorbeeld staat te lezen: ‘De stijl waarin Multatuli zijn verhaal geschreven heeft, is nu, na meer dan honderd jaar, nog goed leesbaar. Er is van een, voor die tijd, zeer frisse stijl gebruikgemaakt.’
Daarom is mijn volgende vraag: als de taal nauwelijks een struikelblok vormt voor deze scholieren, wat zou dan wel een andere hindernis kunnen vormen voor jonge lezers die zich in deze 150 jaar oude tekst willen (of moeten) verdiepen? De koloniale achtergrond bijvoorbeeld, of de structuur die door D.H. Lawrence ‘a total mess’ werd genoemd? Of het al te voorbeeldige karakter van de hoofdfiguur? Nogmaals: is er onderzoek gedaan naar wat de scholieren nu precies zo moeilijk vinden? Daarvan ontbreekt elk spoor in de hertaling van Van Es.
Deze Van Es heeft niet alleen hertaald maar ook bewerkt. ‘Bewerken’ betekent in de praktijk ook: schrappen. Zo verdwijnt de eerste van de lastige vragen waarmee de jonge Frits het leven van dominee Wawelaar zuur maakt: ‘Wat was licht vóór er zon was?’ (Te moeilijk? Te poëtisch?) Hetzelfde gebeurt met ‘Hoe weten wij dat God groot is, als wij hem niet begrijpen?’ en ‘Vanwaar kwamen de mensen die Kaïn niet mochten doodslaan?’ - toch aardige discussiepunten nu het fundamentalisme oprukt. Bewerkt is de laatste van Frits' vragen; Van Es maakte daarvan: ‘Wat gebeurt er als twee gelovigen in hun gebed precies het tegenovergestelde aan God vragen?’ Maar Multatuli schreef: ‘Wat gebeurt er als twee gelovigen tegen elkaar inbidden?’ De parafrase is een onderbroek zonder elastiek geworden; ‘tegen elkaar inbidden’, dat is niet alleen bondiger maar ook veel pregnanter.
Wat is de blijvende bekoring van de Max Havelaar, de x-factor die het boek zo leesbaar maakt? Op die vraag is maar één antwoord mogelijk: de taal van het boek. Precies wat de bovengeciteerde lezers al aangaven. Vergelijk een willekeurige bladzij van Multatuli met het proza van zijn tijdgenoot Busken Huet, een even ironische en sarcastische geest, maar wat een verschil! Huet legde zich toe op wat men toen een ‘periode’ noemde: de ‘breed opgebouwde volzin met voor-, tussen- en nazinnen’ (Van Dale). Multatuli koesterde zoals bekend een heel ander uitgangspunt: ‘Ik heb mij toegelegd op het schrijven van levend Hollands, maar ik heb schoolgegaan...’
Gefeliciteerd Max Havelaar: na 150 jaar is je zeggingskracht door een hertaler zorgvuldig om zeep geholpen!