Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 28
(2010)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
De hertaler aan het woordGijsbert van Es‘Wat? Heb jij Max Havelaar hertaald? Dat zal een hoop gedoe geven!’ Een collega-redacteur bij NRC Handelsblad, een doctorandus in de Nederlandse taal- en letterkunde, wreef zich in de handen. Hij voorspelde verontwaardiging, boze reacties, woordenstrijd - en journalisten zijn daar dol op. Ja, ik heb Max Havelaar herschreven in modern Nederlands. Voorjaar 2009 ben ik eraan begonnen. Een half jaar later was ik klaar. Wie ben ik dat ik dit doen mocht van mezelf? Ik neem een aanloop om die vraag te beantwoorden. Ik ben NRC-redacteur sinds 1986. Dat is een baan met een keurig salaris. Maar meer nog beschouw ik deze als levensvervulling, als een instrument voor een activistische levenshouding. Ja, laat mij maar meteen grote woorden gebruiken: NRC-redacteuren werken op basis van beginselen, die zijn vastgelegd in NRC Handelsblad, jaargang 1, nummer 1 (1 oktober 1970): ‘De vrijheidsgedachte die wij voorstaan, ver draagt zich niet met geloof in enig dogma, aanvaardt niet bij voorbaat enig gezag. Dat betekent een niet aflatende waakzaamheid, voortdurend onderzoek. (...) Ons wantrouwen geldt in beginsel iedere collectiviteit: hetzij staat, partij of voetbalclub.’ En in het allereerste nummer van nrc.next (15 maart 2009): ‘Wij komen op voor de democratische rechtsstaat en de ontplooiingskansen van het individu. Wij hanteren het verantwoordelijke burgerschap als maatstaf en verdedigen de democratische samenleving waarin rechten en plichten met elkaar in evenwicht zijn. (...) Wij stellen ons teweer tegen een wereld waarin mensenrechten worden geschonden, minderheden niet worden gerespecteerd en natuurlijke hulpbronnen worden uitgeput. Een wereld waarin verdraagzaamheid jegens andersdenkenden niet meer vanzelfsprekend is.’ Ik kan het simpeler zeggen: ik maak deel uit van een redactie die vindt dat politici, ondernemers, geestelijk leiders, ja alle gezagsdragers en machthebbers op transparante wijze moeten handelen en verantwoording moeten willen afleggen voor hun daden. Ik ben dus oprecht trots op mijn krant wanneer we berichten over seksueel misbruik in de rooms-katholieke kerk, over gerommel met overheidsgeld en -regels in het Hilversumse Mediapark, over een burgemeester van Maastricht die de mond vol heeft van integriteit en vervolgens zijn eigen regels schendt door te rommelen met zijn Bulgaarse vakantievilla. De filosoof Luuk van Middelaar heb ik eens horen zeggen: ‘Liberalisme is: vrijheidsstrijd - want van nature produceert de mens onvrijheid.’ Goed gezien, goed gezegd! Het liberalisme is doorgebroken in de revolutionaire decennia van de negentiende eeuw. En opnieuw leven we in revolutionaire tijden, nu van | |
[pagina 3]
| |
digitale technologie, met enorme gevolgen: in (snelheid van) communicatie, mobiliteit, economische schaalvergroting, culturele vervlakking en politieke systemen die deze turbulente veranderingen nauwelijks kunnen bijhouden. Ruw samengevat zijn alle dagelijkse verhalen in mijn krant op deze megatrends terug te voeren. Wat heeft dit allemaal met een hertaalde Max Havelaar te maken? Geduld, lezer! - als ik mij deze Multatuliaanse toespeling mag permitteren. Een uitweiding acht ik hier nodig. | |
Nieuwe formulesIn de periode 2001-2007 was ik adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad. De klassieke dagbladen, in Nederland en in het buitenland, kampen met hetzelfde probleem: dalende lezersaantallen, dalende advertentieomzet. Ik durf te stellen dat ik, tegen deze trend in, een eitje van Columbus heb gevonden: nrc.next, een nieuwe krant met een vernieuwende formule, die een opmerkelijk succes is op de krimpende krantenmarkt. In de kern gaat het hier om een nieuwe vorm voor kwalitatief hoogwaardige inhoud. Ditzelfde principe heb ik toegepast in het slepende debat over afnemende historische kennis in de samenleving. Mijn stelling luidt: als ‘de inhoud’ z'n doel(groepen) niet meer bereikt, ontwikkel daarvoor dan een nieuwe vorm. Dat werd de Canon van de Nederlandse geschiedenis. Ik nodigde de historici Jan Bank en Piet de Rooy uit die canon te schrijven en publiceerde dit stuk in NRC Handelsblad van 30 september 2004. De gevolgen zijn bekend: een golf van canons is over Nederland gespoeld, tot en met de officiële ‘staatscanon’ met de vijftig vensters van professor Frits van Oostrom c.s. Ik noem hier nrc.next en de geschiedeniscanon om te illustreren dat ik probeer te leven als een gedreven journalist en een prikkelende hobbyhistoricus. Ja, ik zal gelezen worden! En ik heb nóg een drijfveer. Ik ben een activist. Over dit laatste wil ik niet al te hoogdravend doen. Kort gezegd: ik ben tegen ontwikkelingshulp en voor eerlijke wereldhandel. Trade, not aid. Armoede in de wereld valt onmogelijk te bestrijden als wij 99,2 procent van ons nationale inkomen lekker zelf houden en 0,8 procent aan ‘de armen’ geven. Fair trade - daar ligt de kern van de oplossing. En good governance, oftewel: corrupte regimes bestrijden met alle politieke en diplomatieke middelen die volkenrechtelijk geoorloofd zijn. Kortom: geen buffels stelen van arme boeren, niks kopen dat uit slavernij voortkomt (‘herendiensten’), en corrupte regenten niet de hand boven het hoofd houden. | |
Max Havelaar 150 jaarEindelijk komen we nu in de buurt van Max Havelaar, en zijn we bijna bij mijn hertaling. In 2007-2008 heb ik meegewerkt aan de multimediale productie Verleden van Nederland: een achtdelige reeks tv-documentaires, begeleidende boeken en een filmpje voor scholieren. Uiteraard hebben Multatuli en Max Havelaar hierin een plek gekregen. Mijn oog viel toen op het jaartal 1860, waarin Max Havelaar verscheen. Een idee voor een volgende tv-productie viel mij in: een documentaire over de actuele situatie in het West-Javaanse district Lebak, vermengd met het verhaal over de situatie halverwege de negentiende eeuw. Goed bestuur en eerlijke handel: dat zijn, eenvoudig samengevat, de thema's van Max Havelaar. In een historische vergelijking vallen die thema's helder uit te werken tot een tv-scenario. Hoe regeert de regent van 2010? Hoe verloopt het toezicht van het centrale bestuur vanuit de hoofdstad Jakarta? Herendiensten en buffelroof - bestaat het nog, of heeft uitbuiting andere gedaanten aangenomen? Over dit plan raakte ik in gesprek met enkele tv-producenten, met medewerkers van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam (die het uitgebreide Multatuli-archief beheren) en het bestuur van het Multatuli Genootschap. Hier maak ik een sprongetje in dit feitenrelaas. De tv-documentaire kwam er niet (geen omroep te vinden die er geld voor over had). Enthousiasme om 150 jaar Max Havelaar te vieren ontmoette ik wel: een tentoonstelling bij Bijzondere Collecties, lezingen, een studentenproject en een symposium. In dit aanstekelijke gezelschap van Multatulianen vatte ik het plan op Max Havelaar in modern Nederlands te herschijven. Als we dan toch bezig zijn... | |
[pagina 4]
| |
Criteria hertalenIk geef het onmiddellijk toe: nogal onbevangen, ja zelfs enigszins naïef ben ik aan de hertaling begonnen. Zeker, ik voelde schroom dit werk aan te vatten. Voorzichtig liet ik mijn plan vallen in besprekingen met enkelen van de grote Multatuli-kenners van ons land: historicus Cees Fasseur (ex-voorzitter en erelid van het Multatuli Genootschap), Jos van Waterschoot (Multatuli-conservator) en Dik van der Meulen (-biograaf). Ze zeiden niet: ‘wàt, jij?’ Integendeel, ze moedigden mij aan. Via de Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren (dbnl) kreeg ik de beschikking over een digitaal bestand van de oude Havelaar. Een vriendin was zo lief eerst de spelling te actualiseren voordat ik met hertalen begon. Ergens in mei 2009 begon ik met hoofdstuk 1, dat ik in één avond herscheef. Makkelijk. Leuk werk - vond ik. Het plezier bleef, tot en met het slot, op een natte zondagmiddag in november, zeven maanden later. Maar makkelijk was het niet in alle hoofdstukken. Multatuli's Max bevat veel verschillende stijlen, zinswendingen en uitweidingen, die vaak een puzzel en soms een knoop waren. Sinds de verschijning van mijn hertaling, in februari 2010, is mij vaak gevraagd: wat waren je criteria voor herschrijven, wat veranderde je, wat liet je intact? Kende je de betekenis van de negentiende-eeuwse woorden en het toenmalige idioom in al hun facetten? Zijn er ooit regels met do's en don'ts opgesteld voor hertalers? Was je je bewust van de beroemde passages en van de onsterfelijke zinnen die je niet zou mogen ontheiligen? Ik provoceer graag - in de geest van Multatuli. Ik zou dus op al deze vragen kunnen antwoorden: nee, ik deed maar wat. Maar de nuance is deze. Ik sprak met mezelf af dat ik Max Havelaar zou hertalen in ‘tijdloos Nederlands’: geen modieus woordgebruik, geen actuele toespelingen, geen snelle, strakke zinnen. In mijn directe omgeving, thuis en onder collega's, testte ik of de negentiende-eeuwse betekenis van allerlei woorden nog bekend was. Wat betekent knevelen? Wie het antwoord wist, zei: vastbinden, of de mond snoeren. Hertaling was noodzakelijk, want in Max Havelaar wordt hiermee bedoeld: afpersen. Droogstoppel zegt een aantal malen van zichzelf dat hij ‘braaf’ is - een gangbare kwalificatie in de negentiende eeuw, maar in de eenentwintigste eeuw zegt niemand dat nog van zichzelf. Een hond of een kind kun je braaf noemen, maar niemand plakt ooit nog zichzelf dit etiket op. Braaf werd dus: fatsoenlijk. Feitelijk hanteerde ik maar twee criteria bij mijn hertaling. Eén: ik wilde een heldere tekst met soepel lezende zinnen afleveren. En twee: ik streefde naar een correcte hertaling in historisch en taalkundig opzicht. Mijn zoon (zeventien jaar) bewaakte mijn antwoord op de eerste vraag. De Multatuli- en Indonesiëkenners Dik van der Meulen, Dirk Vlasblom (NRC-redacteur) en Jos van Waterschoot steunden mij als vraagbaak en inhoudelijk geweten. Steeds heb ik voor ogen gehouden voor wie ik het boek hertaalde: voor havo- en vwo-leerlingen, zestien- à zeventienjarigen die lezen ‘voor hun lijst’. Navraag bij verschillende docenten Nederlands had me geleerd: Max Havelaar wordt nauwelijks nog gelezen. Het negentiende-eeuwse Nederlands is een barrière, en dit, gecombineerd met de complexe structuur, maakt het tot een beroemd maar onbemind en amper nog gelezen boek. | |
DoelHertalen dus! En bewerken, ook dat, en vooral: de wijdlopige passages inkorten. Van de 100.000 woorden uit de oorspronkelijke versie hield ik er 80.000 over. Ik wist dat ik met vuur speelde. Tegelijk voelde ik mij gesteund door Multatuli zelf. Zijn voornaamste drijfveer voor het schrijven van de Havelaar was niet een literair monument op te richten. Het was geen statisch l'art pour l'art, neen, Multatuli schreef een pamflet met een hoger doel. Eduard Douwes Dekker wilde een einde maken aan de uitbuiting van Indische boeren, hij eiste een invloedrijke positie in het koloniale bestuur, of anders een plek in de Tweede Kamer, of een ministerschap, om een einde te kunnen maken aan het mishandelen van ‘de Javaan’. Deze drijfveer bracht hem ertoe een boek te schrijven met een buitengewoon geraffineerde compositie. Aan zijn vrouw Tine schreef hij hierover: ‘Je begrijpt, als ik had uitgegeven: Klagt tegen het Ind. Bestuur of zoiets, dan had niemand mij gelezen. Ik | |
[pagina 5]
| |
laat ze nu lang in het idee dat ze eene half grappige, half ernstige vertelling lezen, en eerst als ik de lezer aan het lijntje heb, kom ik uit de hoek met de hoofdzaak. Wie ruim halfweg is, weet nog niet dat het eene officiële zaak is die ik hun ingeef als een drankje.’ Multatuli's vertelling mondt uit in het majestueuze slot, waarin hij schrijft: ‘Ja, ik zal gelezen worden! Als dit doel bereikt wordt, zal ik tevreden zijn. Want het was me niet te doen om goed te schrijven... ik wilde zó schrijven dat het gehoord werd. En, evenals iemand die roept: “Houdt de dief!” zich weinig bekommert over de stijl zijner geïmproviseerde toespraak aan 't publiek, is 't ook mij geheel om 't even hoe men de wijze zal beoordelen waarop ik mijn “Houdt de dief” heb uitgeschreeuwd.’ ‘Het boek is bont... er is geen geleidelijkheid in... jacht op effect... de stijl is slecht... de schrijver is onbedreven... geen talent... geen methode...’ ‘Goed, goed, alles goed! Maar... DE JAVAAN WORDT MISHANDELD! Want: wederlegging der hoofdstrekking van mijn werk is onmogelijk! Hoe luider overigens de afkeuring van mijn boek, hoe liever 't mij wezen zal, want des te groter wordt de kans gehoord te worden. En dit wil ik!’Ga naar eind1 Voor mij zit in dit laatste citaat de crux van het boek. Was ik een schrijver die louter voor de schoonheid schreef, dan zou ik Multatuli's schepping niet hebben hertaald. Ik zou het boek op de kansel hebben gelegd om het te koesteren als de Bijbel in de Statenvertaling van 1637. Maar ik ben geen schrijver, althans geen schrijver die zichzelf schrijver noemt. Ik ben een journalist, een amateurhistoricus, een activist. Voor mij weegt de taal als instrument zwaarder dan de taal als schoonheidsideaal - óók de taal van Multatuli. Ook dat zeg ik de grote schrijver na: ‘Het is geen roman, het is een aanklacht!’, schreef hij in een brief, enkele maanden voor verschijning van Max Havelaar. Max Havelaar, of de Koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij geldt nu als een van de belangrijkste romans uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Maar ik bewerkte vooral het pamflet Max Havelaar, dat - vind ik - ook na 150 jaar nog steeds gelezen moet worden door alle Nederlanders, jong en nieuw: als bron van historische kennis van het Nederlandse koloniale verleden, als inspiratiebron in het tijdloze debat over uitbuiting en machtsmisbruik èn als een literair meesterwerk. Ja, om al die redenen - in die volgorde. |
|